Het laatste nieuws   

Verzorgd door Dhr drs J. Lahaye
 

Januari 2017
Februari 2017
Maart 2017
April 2017

Nieuws 2016
Nieuws 2015
Nieuws 2014
Nieuws 2013
Nieuws 2012
April 2017

Nu de wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in werking is getreden besteden we in dit infomagazine aandacht aan de (problemen bij de) uitvoering. Kort samengevat houdt de uitfasering in dat voor de opbouw van het pensioen van een directeur grootaandeelhouder (DGA) na uiterlijk 1 juli 2017 een BV van de DGA (eigenbeheerlichaam) geen toegelaten uitvoerder meer is en hoe de overgang geregeld is. Rond de uitvoering speelt o.a. de briefwisseling over het verschil tussen bepaald elders verzekerd deel en onbepaald elders verzekerd deel (EK 34555 D) en de 20 vragen en antwoorden (V&A’s) die de belastingdienst inmiddels gepubliceerd heeft.

Op 10 februari 2017 schreef Staatsecretaris Wiebes een brief aan de Eerste Kamer (34555 C) over het verschil tussen een bepaald elders verzekerd deel en een onbepaald elders verzekerd deel. Het gaat om pensioen van een DGA, dat deels verzekerd is bij een verzekeringsmaatschappij en deels bij een eigenbeheerlichaam. De staatssecretaris stelde in die brief dat uiterlijk na 1 juli 2017 de opbouw niet meer mag worden ondergebracht bij een eigenbeheerlichaam, daar geen pensioenkapitaal meer naar mag worden overgedragen en een pensioen niet meer aangevuld mag worden door een BV van de DGA. Nadat de wet op 7 maart was aangenomen heeft de vaste commissie voor Financiën van de Eerste Kamer nadere vragen gesteld.

Op 16 maart 2017 stelde de vaste commissie voor Financiën van de Eerste Kamer vragen aan Staatssecretaris Wiebes naar aanleiding van zijn brief van 10 februari 2017. De kern van de vragen was op welke pensioenaanspraken het overgangsrecht, i.c. de wetgeving tot 31-12-2016, van toepassing is, met name indien het eigenbeheerlichaam het bij een verzekeringsmaatschappij verzekerde deel, het zogenaamde onbepaald elders verzekerde deel, aanvult tot het overeengekomen pensioen. Het belangrijkste uit het antwoord van Staatssecretaris Wiebes van 13 april 2017 (EK 34555 D) is wel het onderscheid tussen het verzekeren op een polis met als begunstigde het eigenbeheerlichaam (zoals bij de oude B-polis) of de DGA (zoals bij de oude C-polis). In de, zelden voorkomende, situatie van de “B-polis” valt  de hele aanspraak per omzettingsdatum onder het overgangsrecht. In de, gebruikelijke, situatie van de “C-polis” valt het verzekerde deel niet onder het overgangsrecht. Het logische gevolg is dan dat het onbepaalde deel een bepaald deel moet worden, i.c. de pensioenovereenkomst aanpassen indien de regeling wordt gehandhaafd. Wil men dit niet dan zal men tijdig het elders verzekerde deel moeten overhevelen (zie V&A 17-006 en V&A 17-007).

Bij het omzetten van pensioen in een oudedagsverplichting (ODV) dient er een ODV-overeenkomst opgesteld te worden. In tegenstelling tot de modellen voor pensioenovereenkomsten zijn er geen modellen voor ODV-overeenkomsten beschikbaar.

Over het bepalen van de compensatie bij uitfaseren ontbreekt elke informatie. Over dit onderwerp zwijgt de belastingdienst in haar 20 V&A’s. In het geval van onderdekking, nog los van de vraag hoe die bepaald moet worden bij een toekomstige echtscheiding, is er de vraag van de rol van de (post)relationele solidariteit (zie Hof den Haag 17 september 2014 en 23 maart 2016). En wat als zowel vader als zoon aandelen hebben? Zo zijn er vele situaties voorstelbaar die specialistische kennis vereisen zonder een enkel objectief  houvast.  

Uitfaseren na een overlijden roept bij ons de nodige vraagtekens op gezien de standpunten van de belastingdienst. Iedere nabestaande kan zijn eigen keuzes maken (V&A 17-005). Indien een partner na 2015 is overleden wordt de afkoopkorting conform artikel 38o lid 1 wet LB berekend over de tegenover het uitgestelde ouderdomspensioen bestaande verplichting per 31-12-2015 (V&A 17-015). Indien echter de DGA na 2015 is overleden wordt de afkoopkorting berekend over de onbepaald uitgestelde verplichting terwijl dit gezien de redenering van V&A 17-015 toch de direct ingaande verplichting had moeten zijn (V&A 17-016).

Maart 2017

De wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen , kamerstuk 34 555, is op 27 maart 2017 gepubliceerd in Staatsblad 2017 115. Tegelijk werd in Staatsblad 2017 116 de bijbehorende Novelle, kamerstuk 34 662, gepubliceerd. Daarmee treedt de wet, voor zover geen terugwerkende kracht is toegepast, per 1 april 2017 in werking. Daarnaast werd in Staatsblad 2017 117 de aanpassing van enige uitvoeringsbesluiten in verband met het in werking treden van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen gepubliceerd. Daartoe behoort ook het nieuwe artikel 12c in het Uitvoeringsbesluit Loonbelasting 1965. In dit artikel staat de informatie die naar de belastingdienst gestuurd moet worden. Het betreffende informatieformulier is inmiddels beschikbaar op belastingdienst.nl. Vóór 1 juli 2017 moeten de (eerste) formaliteiten zijn afgerond (zie infomagazine 2016.07).

Ook een oudedagsverplichting (ODV) kan niet voor verwezenlijking vatbaar zijn. In de praktijk hebben wij vastgesteld dat men van mening was dat het niet kunnen uitkeren van een ODV tot aansprakelijkheid in privé leidt met bijbehorende fiscale claim. Op grond van het nieuwe artikel 38p lid 4 is artikel 19a en 19b Wet LB van overeenkomstige toepassing. Dat betekent dus ook artikel 19b lid 1 sub c Wet LB. Op grond van dat artikel is de sanctie van het in aanmerking nemen van de verplichting als loon uit vroegere dienstbetrekking niet van toepassing indien die verplichting niet voor verwezenlijking vatbaar is.

Wijziging van de pensioenregeling omdat de pensioenregeling van de cao, die gevolgd wordt, wijzigt kan geen genade vinden in de ogen van de rechter. In haar uitspraak (ECLI: NL:GHDHA:2017:151). in hoger beroep van 7 februari 2017 bekrachtigde het Hof den Haag het eindvonnis van de kantonrechter in Rotterdam, dat het aanpassen van de pensioenregeling van ECT niet automatisch de pensioenregeling van Matrans wijzigt. Matrans had in het verleden ooit de sjorwerkzaamheden van ECT overgenomen en daarom werd door Matrans de ECT-cao gevolgd. Matrans had, evenals ECT, in haar pensioenregeling staan dat overwerk behoorde tot de pensioengrondslag. Per 1 januari 2000 was dat in de pensioenregeling van ECT geschrapt middels aanpassing in de cao. Ook al was de cao van ECT geïncorporeerd in de arbeidsovereenkomst van de werknemers van Matrans, toch bleven de werknemers van Matrans recht houden op pensioen over hun overwerk.

De AOW leeftijd wordt in 2022 verhoogd naar 67 jaar en 3 maanden . Dit blijkt uit het besluit van Staatssecretaris Klijnsma d.d. 31 oktober 2016, gepubliceerd 8 november 2016 in Staatscourant nr. 59248. Voor de AOW leeftijden tot 2022 verwijzen wij naar ons infomagazine 2015.02.

De pensioenrichtleeftijd wordt per 1 januari 2018 gesteld op 68 jaar. Dit blijkt uit het besluit van Staatssecretaris Klijnsma d.d. 21 december 2016, gepubliceerd in Staatsblad 549. De pensioenrichtleeftijd, artikel 18a lid 6 Wet Loonbelasting 1964, is de (reken)leeftijd die wordt gebruikt voor de berekening van de maximaal toegestane fiscale opbouwruimte.

De handreiking tijdelijke Pensioenknip van 24 juli 2015 (zie ons infomagazine 2015.06) is door Staatssecretaris Klijnsma verlengd tot 1 juli 2017 (TK 32043 349 pag. 28 en 32). Daar de variabele pensioenproducten in het kader van de wet verbeterde premieregeling pas in de eerste helft van 2017 op de markt komen is de pensioenknip langer opengesteld, zodat iedereen gebruik kan maken van de mogelijkheden van de wet verbeterde premieregeling.

Februari 2017

Geen premie en wel uitkering , dat was de inzet van het hoger beroep van het Notarieel Pensioenfonds naar aanleiding van de uitspraak van de kantonrechter in den Haag van 29 oktober 2014 (RBDHA:2014:16061). Een arbeidsongeschikt geworden notaris claimde een uitkering, rekening houdend met de periode waarover hij op eigen initiatief geen premie had voldaan. Het Notarieel Pensioenfonds had deze notaris, toen hij via zijn eenmanszaak op declaratiebasis als kandidaat-notaris werkzaam was, laten weten dat het haar leek dat hij niet kon deelnemen in de beroepspensioenregeling. De kantonrechter had de aanspraak toegewezen maar de in reconventie gevorderde naheffing van premie afgewezen. Het Hof den Haag (GHDHA:2016:1751) bekrachtigde op 28 juni 2016 de toewijzing van de aanspraken. Cruciaal hierbij was het oordeel, van beide instanties, dat de (kandidaat-)notaris ondanks het eigen initiatief daarmee geen afstand had gedaan van zijn aanspraken. Wel oordeelde het Hof, in tegenstelling tot de kantonrechter, dat de niet betaalde pensioenpremie verrekend mocht worden met de uitkeringen, maar dan wel zonder fiscaal nadeel.

De novelle inzake de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer (zie ons infomagazine 2017.01) is op 23 januari gepubliceerd, op 9 februari aangenomen in de Tweede Kamer en wordt op 7 maart behandeld in de Eerste Kamer. Normaal gesproken treed de Wet dan op 1 april in werking. Als gevolg van een mededeling van Staatssecretaris Wiebes over de indexatielasten in de Memorie van Antwoord van 2 december 2016 aan de Eerste Kamer (34552 nr. E blz. 79) waren de nodige vragen gerezen. Bij nader onderzoek bleek het antwoord onjuist. Het verdient allemaal geen schoonheidsprijs, zeker niet als bij dat onderzoek vastgesteld wordt dat er toch een aanpassing nodig is. Het probleem zit hem in de (ingewikkelde) fiscale behandeling bij het z.g. externe eigen beheer, waarbij geen sprake is van een fiscale eenheid, iets wat volgens de novelle in 6% van de gevallen een rol speelt. Praktisch gesproken houdt de novelle in dat bij afkoop in geval van extern eigen beheer, mits er geen sprake is van een fiscale eenheid, de geactiveerde indexatiekosten ineens ten laste van het resultaat gebracht mogen worden. Is er sprake van een omzetting in ODV (oudedagsverplichting) dan valt de actiefpost vrij in gelijke jaarlijkse delen vanaf de omzetting tot de 87 jarige leeftijd van de DGA.

Het toekomstig perspectief van ons pensioenstelsel mag dan vastgelegd zijn in de perspectiefnota (zie ons infomagazine 2016.05 en 2015.07) we praten er al over sinds 2010 (zie ons infomagazine 2010.05) en er is nog geen eindresultaat. Daarvan hoopt dit kabinet, dat een volgend kabinet dat in 2020 zal bereiken. Diverse rapporten wijzen in de richting van een persoonlijk pensioenvermogen voor iedereen met behoud van collectiviteit, solidariteit en verplichtstelling. Wat ons opvalt is dat wel de doorsneesystematiek, iedereen gelijke premie, maar niet de uitkeringsovereenkomst ter discussie staat. Daardoor is het grootste probleem de transitie. Dat zou 100 miljard kosten terwijl het huidige systeem toch gebaseerd is op affinanciering? Hoe gaan we overschakelen naar een nieuw systeem? In de praktijk zien we nu allerlei aanpassingen, die een weg moeten banen naar een toekomstig pensioenstelsel. Dat zijn aanpassingen zoals de waardeoverdracht van kleine pensioenen (zie hieronder) en de verbeterde premieregeling (zie ons infomagazine 2016.04). Maar is dat niet zoiets als alvast vertrekken om ergens heen te gaan, we weten enkel nog niet precies waarheen?

Het (concept) wetsvoorstel Wet waardeoverdracht klein pensioen is een voorstel met de bedoeling om werknemers met meerdere kortlopende dienstverbanden een betere pensioenvoorziening te bezorgen. Het streven is om het wetsvoorstel per 1 januari 2018 in werking te laten treden (32043 nr. 348 pag. 1). In plaats van een recht op afkoop van kleine pensioenen krijgt de pensioenuitvoerder een recht, geen plicht, op waardeoverdracht naar de nieuwe, actieve, uitvoerder. Indien gewenst kunnen bestaande kleine pensioenen alsnog overgedragen worden. In verband met deze waardeoverdracht zou de pensioenuitvoerder toegang tot het pensioenregister krijgen, iets wat de VVD niet wenselijk vindt (32043 nr. 349 pag. 6).

Januari 2017

Wij wensen al onze relaties een voorspoedig en vooral gezond nieuw jaar. Wij danken iedereen voor het in het afgelopen jaar in ons gestelde vertrouwen. Van onze kant hopen wij ook in 2017 weer van toegevoegde waarde te mogen zijn voor u.

De AOW-franchises 2017, bedragen waarover geen pensioenopbouw plaatsvindt, worden gepubliceerd op de website www.lahaye.nl onder infomagazine nr. 2017.00 (zie bijlage). Daar de website momenteel vernieuwd wordt kan dat niet direct gerealiseerd worden. Met ingang van 2015 gelden voor eindloonregelingen en middelloonregelingen verschillende franchises. In ons overzicht zijn niet alleen de franchises (vanaf 2005) voor een zelfstandige, een ongehuwde en een gehuwde met maximale toeslag opgenomen maar ook de franchises, die toegepast moeten worden bij verlaagde opbouw conform artikel 10aa Uitvoeringsbesluit Loonbelasting 1965 (UBLB).

Rekenrente (‘verplichte') waardeoverdracht 2017: 0,864%. De voor een 'verplichte' waardeoverdracht van toepassing zijnde regels – de 'Pensioenwet' (PW), 'Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling' (Besluit PW) en 'Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling' (Regeling PW) – kennen een standaardtarief. Voor het jaar 2017 bedraagt de rekenrente, een marktconforme disconteringsvoet, van dit standaardtarief 0,864% conform artikel 18 lid 3 van de Regeling PW. Voor 2016 bedroeg deze rekenrente 1,629%. Praktisch betekent dit in 2017 een hogere overdrachtswaarde dan in 2016.

De rekenrente voor de overdrachtswaarde van pensioen in eigen beheer bedraagt in december 2016 0,34%. In januari 2017 stijgt deze naar 0,42%. Deze rekenrente is gebaseerd op het rekenmodel Benaderde Marktwaarde van de belastingdienst (U-rendement + 0,5%). Op grond van Vraag & Antwoord 13-006 d.d. 27-11-2013 (zie www.belastingdienstpensioensite.nl) waarin dit is opgenomen kan men de waarde ook aannemelijk maken aan de hand van een offerte van een verzekeraar voor een vergelijkbaar product. Wij wijzen er op dat voor de bepaling van de commerciële waarde van een pensioen in eigen beheer een andere maatstaf, U-rendement + 0,5% (V&A 13-006), genomen wordt dan voor overdracht van pensioen, de rentetermijnstructuur met een looptijd van 25 jaar (artikel 18 lid 3 Regeling PW, zie hiervoor).

Het maximum pensioengevend loon (artikel 18ga lid 1 Wet op de Loonbelasting 1964) wordt in 2017 verhoogd van € 101.519 naar € 103.317.

Waardering van (te indexeren) pensioen in eigen beheer bij uitfaseren geschiedt conform V&A 09-004, zo lezen wij in de memorie van antwoord aan de Eerste Kamer (34552 E pag. 79). In geval van afkoop of omzetting mogen de toekomstige indexatielasten op grond van artikel 38n Wet LB echter ineens ten laste van het resultaat gebracht worden, zo stelt de staatssecretaris één alinea verder. Als gevolg van de in de Telegraaf gepubliceerde gevolgen van deze stelling, een enorme kostenpost, slaat de paniek toe en volgt er op 20 december een brief (34555 B) waarin de staatssecretaris verzoekt de stemming uit te stellen, omdat er een novelle aankomt. Waarom niet gewoon gebruik gemaakt van artikel 38n lid 5: “bij amvb kunnen nadere regels worden gesteld voor de toepassing van dit artikel…”? Waarom wordt er niet nagedacht voordat er iets op papier gezet wordt? Waarom heeft de Eerste Kamer dit niet afgestraft door het voorstel te verwerpen? Er zijn immers nog meer bezwaren tegen dit voorstel ingebracht! Denk maar aan de brandbrief van SRA, RB en NOAB van 25 november 2016, gericht aan de Eerste Kamer, waar in feite niets mee gedaan is.

2016
Klik hier voor de nieuwsberichten uit 2016.