Het laatste nieuws   

Verzorgd door Dhr drs J. Lahaye

  Februari 2008
Maart 2008
April 2008
Mei 2008
Juni 2008
Juli 2008
Oktober 2008
Nieuws 2007
Nieuws 2006
Nieuws 2005
 
  Oktober 2008
 

De (emotie van de) kredietcrisis roept ook twijfel op wat betreft ons pensioen. Is dat terecht? Afgezien van het feit, dat emotie altijd een slechte raadgever is zijn wij van mening, dat het ten aanzien van pensioen misplaatst is. In de berichtgeving wordt geen onderscheid gemaakt tussen korte en lange termijn. Verder wordt recht op indexatie ‘geïdentificeerd' met recht op pensioen. Uit de cijfers van De Nederlandsche Bank blijkt, dat de (premie)inkomsten eigen rekening van de pensioenfondsen in het tweede kwartaal 2008 de (pensioen)uitkeringen (nog steeds) overtreffen. Daarnaast kenden de pensioenfondsen nog eens liquiditeiten (deposito's en andere liquide middelen) van meer dan 130% van de jaaruitgaven. Op korte termijn is er dus geen probleem. Dat er pensioenfondsen zijn, die, wat de lange termijn betreft, een probleem hebben is uiteraard ook waar. Zo waren en 8 pensioenfondsen, 0,15% van alle deelnemers betreffende, die medio 2008 een dekkingstekort hadden (dekking < 105%). Verder hadden een aantal pensioenfondsen, 21,08% van alle deelnemers betreffende, een reservetekort (dekking < 130%), Met andere woorden, voor bijna 80% van alle deelnemers was er niets aan de hand. Dat als gevolg van de problemen in september en oktober, vanwege de lange termijn problematiek, het pensioenbeleg, de indexatie, wat minder wordt kan dan misschien waar zijn. Ook is waar dat er onder dat (wat schralere) beleg nog altijd een (dikke) boterham, het pensioen, zit.

Bij open indexatie kan worden uitgegaan van een vaste indexatie van 2% bij het vaststellen van de overdrachtswaarde en bij de bepaling van de premie ten behoeve van een pensioenlichaam. Indien bij de bepaling van de premie de rekenrente per saldo lager uitkomt dan 4% brengen de artikelen 3.26 t/m 3.28 IB met zich mee, dat een deel van de premie geactiveerd moet worden. (Zie Besluit CPP2008/447M d.d. 03-07-2008 onder A.1 en A.3.3)

Het pleegkind is geen kind in de zin van de AOW en dus concludeerde de rechter wederom (zie ook ons infomagazine 2008.05) dat er sprake was van samenwoning na het overlijden van de echtgenoot van de AOW-gerechtigde, omdat er een pleegkind bij de AOW-gerechtigde woonde (LJN: BE0053) Het wijzigen van de ongehuwde-AOW in een gehuwde-AOW met terugwerkende kracht ging de rechter echter te ver, nu er van kwade trouw geen sprake was.

Beschikbare premieregeling met rendementsgarantie voldoet niet aan de in de Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW) gestelde eisen te kwalificeren als beschikbare premieregeling, aldus oordeelde het College van Beroep voor het Bedrijfsleven in haar uitspraak van 17 juli 2008 (LJN: BE9662). De beschikbare premieregeling kende naast ‘ alleen te worden bepaald door beschikbaar gestelde premies' (art. 8 lid 10 PSW) ook nog een garantie. Als gevolg hiervan was niet artikel 8 lid 10 PSW van toepassing maar artikel 8 lid 2 PSW (evenredige aanspraken bij ontslag), artikel 7a PSW ( evenredige opbouw en financiering) en artikel 9a lid 1 PSW (affinanciering). Deze lijn doortrekkend naar de pensioenwet zou een rendementsgarantie in de premieovereenkomst (hetgeen tussen werkgever en werknemer omtrent pensioen is overeengekomen inzake een vastgestelde premie) de regeling ‘onzuiver' maken. Indien de uitvoerder echter in zijn uitvoeringsovereenkomst met de werkgever een rendementsgarantie afgeeft treft dat de premieregeling zelf niet en zou er dus niets aan de hand zijn.

 
 
  Juli 2008
 

Een zuiver DC-pensioen opbouwen middels ‘banksparen' en, althans in het geval van een Nederlandse pensioenregeling, aan het begin van de uitkeringsfase het vermogen overhevelen naar een verzekeraar, dat is kort en simpel samengevat het voorstel dat medio mei j.l. middels een ‘Consultatie Document' (CD), aan de markt is voorgelegd. Het betreft de invoering van de premiepensioeninstelling (PPI) met daarin opgenomen een conceptwetsvoorstel met toelichting. In tegenstelling tot banksparen gaat het nu wel om pensioensparen (zie ons infomagazine 2007.06). De reactie van de markt was, zacht uitgedrukt, niet onverdeeld positief. Zoals beloofd in ons laatste infomagazine zullen wij op dit nieuwe fenomeen nader ingaan.

De introductie van de Algemene Pensioen Instelling (API) zal in drie fasen verlopen, aldus de brief van 15 mei j.l. bij het consultatie document PPI (FM 2008- 01136 M ). Dat zijn achtereenvolgens de introductie van de PPI (zie hierna), de aanpassing van de Pensioenwet ter bevordering van de samenwerking tussen ondernemingspensioenfondsen en tenslotte de introductie van de API.

De PPI voegt niets toe en is niet nodig , dat zijn zo enkele conclusies, nadat het consultatie document medio mei het licht zag. Wat verzekeraars al lang, maar zonder resultaat, mogen zou een op te richten PPI wel succesvol kunnen uitvoeren, zo vroeg Prof. H. Kapelle zich af op 20 juni j.l. tijdens het PPI-congres aan de VU in Amsterdam. Ook de STAR (brief 13-06-2008 pag. 2), de pensioenfondsen (brief 13-06-2008 pag 2) en het op het congres in Amsterdam besproken rapport (pag. 52) kwamen met een soortgelijke opmerking.

De PPI is een instelling, die gebonden is aan de sociale - en arbeidswetgeving van de lidstaat van een bijdragende onderneming (CD pag. 31). De bij een PPI ingebrachte premies en daarmee behaalde beleggingsopbrengsten moeten veilig gesteld worden door deze onder te brengen bij een van de PPI onafhankelijke rechtspersoon, de pensioenbewaarder. Het beheer van dit vermogen geschiedt door de PPI, die daarbij gebonden is aan de verplichtingen uit het pensioenreglement, waarin de afspraken door werkgever en werknemer zijn vastgelegd (CD pag. 33). De PPI mag geen risico lopen en dientengevolge bij Nederlandse regelingen dus enkel de opbouwfase uitvoeren. De werkgever is dus verplicht om naast het contract met de PPI ook een contract met een verzekeraar te sluiten in verband met de uitkeringsfase (CD pag. 40), waarbij de eis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid van toepassing is op de overdracht van de PPI naar verzekeraar.

De API een oplossing voor zelfstandigen , dit analoog aan de beroepspensioenregelingen bij beroepspensioenfondsen. Dit idee staat in de hoofdlijnennotitie van 21-12-2007 (pag. 3) alsook in het antwoord bij het Algemeen Overleg van 12 maart 2008 (30413 nr. 110 pag 6) en is conform artikel 6, sub a laatste streepje van de Europese richtlijn. In de PPI is hier, gek genoeg, nog niets van terug te vinden.

Twee honden vechten om een been, en de Belgische loopt er snel mee heen, is dat ook van toepassing op de competentiestrijd tussen de Nederlandse Pensioenfondsen en verzekeraars enerzijds en het profileren van de Belgische API (De OFP: Organisme voor de Financiering van Pensioenen) op de Europese markt anderzijds?

 
 
  Juni 2008
 

De API*: overbodig, onmisbaar of ongewenst? , zo luidde de titel van het Flits seminar over de Algemene Pensioen Instelling (API), dat op 20 juni j.l. werd georganiseerd door het Expertisecentrum Pensioenrecht van de Vrije Universiteit samen met Aegon. De conclusie van het aldaar gepresenteerde rapport " De Api, Het Europese pensioenvehikel?", opgesteld door drie studentes van de VU, was in elk geval, dat de noodzaak van een API wordt betwijfeld, omdat het beoogde doel waarschijnlijk ook bereikt kan worden door aanpassing van de Pensioenwet. Natuurlijk waren er sprekers, die van mening zijn, dat de API onmisbaar is, zoals Robin Fransman, adjunct-directeur Holland Financial Centre. Ook waren er sprekers, die de API overbodig vinden, zoals prof. mr. Herman Kapelle. Voor ons reden u meer te laten weten - over de ontwikkelingen rond de API en de PPI (zie hierna) en over de diverse standpunten - in (ons) volgende infomagazine(s).

De Premiepensioeninstelling (PPI) wordt geïntroduceerd als eerste fase van de introductie van de API (zie hierboven). De PPI is een instelling die uitsluitend zuivere premiepensioenregelingen zal uitvoeren waarbij geen enkel verzekeringstechnisch risico wordt gelopen. Op 15 mei j.l. is het consultatie document met een conceptwetsvoorstel gepubliceerd. Dit document is voorgelegd aan marktpartijen, pensioenkoepels, inclusief het Verbond van Verzekeraars, de Stichting van de Arbeid en de toezichthouders.

Levensloopverlof wordt fiscaal gezien als betaald verlof en dientengevolge is een werkgeversbijdrage pensioen tijdens opname van levenslooploon geen situatie als bedoeld in artikel 19g, zesde lid, onderdeel c, Wet op de loonbelasting 1964 (LB), mits dezelfde werkgeversbijdrage ook wordt toegekend tijdens overige vormen van betaald verlof. In simpel Nederlands betekent dit, dat de werkgever tijdens levensloopverlof een bijdrage in de pensioenpremie mag toekennen zonder dat dit fiscale onzuiverheid van de levensloopregeling tot gevolg heeft. Ook behoeft de werkgever geen compensatie te betalen aan hen, die niet deelnemen aan de levensloopregeling. Opmerkelijk is, dat deze kwestie aan de rechter in den Haag werd voorgelegd (LJN: BD1378) door twee werknemers van het Ministerie van Sociale Zaken (SZW), die niet deelnamen aan de levensloopregeling en compensatie wensten. Op de website van SZW staat duidelijk, dat het levensloopsaldo gebruikt kan worden voor onbetaald verlof.

Een Persoonsgebonden budget (PGB) komt in mindering op de AOW toeslag van de AOW-gerechtigde, als dit als inkomen uit arbeid wegens financiële tegenprestatie voor verrichte arbeid wordt besteed. Het niet opgeven van het inkomen uit arbeid van de partner, welk inkomen bestond uit een aan de AOW-gerechtigde toegekende PGB als financiële tegenprestatie voor verrichte arbeid, leidde tot herziening en terugvordering door het Svb. Daar in deze casus echter geen sprake was van schending van de mededelingsverplichting, hetgeen van invloed is op het beleid om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien, en het Svb volgens de Centrale Raad van Beroep in haar uitspraak van 15-11-2007 (LJN: BB8253) geen enkel onderzoek had verricht naar de gevolgen voor de AOW-gerechtigde, was het terugvorderingbesluit onzorgvuldig

* Zie ook onze infomagazines 2007.05, 2007.09, 2007.12 en 2008.01.

 
 
  Mei 2008
 

Machtiging tot rechtstreekse betaling van het pensioenaandeel van ex-echtgenote moet op grond van redelijkheid en billijkheid worden afgegeven, nu vast staat, dat betalingen door de ex-echtgenoot moeizaam zijn verlopen. Aldus oordeelde de Rechtbank te Zwolle - Lelystad op 6 februari 2008 (LJN: BC9497) in een zaak, die was aangespannen door de ex-echtgenote tegen haar voormalige echtgenoot, van wie zij in 1983 was gescheiden. Uit de processtukken was gebleken, dat het pensioenfonds, i.c. ABP, door haar deelnemers gemachtigd kan worden tot rechtstreekse betaling. De voormalige echtgenoot wenste echter niet mee te werken, daar hij fiscale beren op die weg vreesde.

FVP regeling verlengd tot 2010, aldus heeft het FVP-bestuur in december 2007 besloten. Nadat eerst was aangekondigd, dat deze kostenloze voortzetting van de pensioenregeling van werkloze werknemers vanaf veertig jaar per 1 januari 2008 zou worden gesloten (zie ons infomagazine 2006.01) werd in december 2006 besloten, als gevolg van een goed beleggingsjaar 2006 en een dalende werkloosheid de regeling nog tot 2009 te verlengen. In 2007 bleek de werkloosheid wederom ten opzichte van de prognoses te dalen en was het beleggingsresultaat bevredigend, zodat nu werknemers, die vóór 1 januari 2010 WW-gerechtigd worden een FVP-bijdrage mogen verwachten.

Inkomen partner uit nabestaandenpensioen wel, uit vermogen niet, in mindering op AOW-toeslag , indien de partner jonger dan 65 jaar is (althans tot 2015). De Centrale Raad van Beroep kwam op 10 april j.l. tot deze conclusie (LJN: BD0816) in haar uitspraak, omdat enerzijds noch uit de wet noch uit de wetsgeschiedenis blijkt, dat het moet gaan om arbeid van de echtgenoot van AOW-gerechtigde zelf en anderzijds dat er tot geen schending van artikel 26 IVBPR (verboden onderscheid tussen vergelijkbare gevallen) geconcludeerd kan worden, vanwege beleidsvrijheid bij de implementatie en hier gekozen is voor een beperkte invulling van het inkomensbegrip (inkomen uit of in verband met arbeid).

Restbegunstiging aan Duits ingezetene moet gezien worden als pensioen, artikel 12, en niet als niet-zelfstandige arbeid, artikel 10, in de zin van het Verdrag tussen Nederland en Duitsland. Het heffingsrecht over de restbegunstiging komt dientengevolge toe aan Duitsland. De Rechtbank Breda baseerde zich in deze uitspraak van 1 april 2008 (LJN: BD0821) o.a. op r.o. 3.3 in de uitspraak van de Hoge Raad van 20-12-2002 (LJN: AF2255). Restbegunstiging is inkomen uit vroegere dienstbetrekking van een ander en dus pensioen.

Meerderjarig pleegkind is “echtgenoot” in de zin van artikel 10 AOW en dientengevolge dient het inkomen uit arbeid van een meerderjarig pleegkind in mindering gebracht te worden op de toeslag op het AOW-pensioen, aldus de kantonrechter in Arnhem in zijn uitspraak op 21-04-2008 (LJN: BD1036). Daar er geen sprake is van een bloedverwant in de eerste graad (maar van de tweede graad omdat het pleegkind tevens kleinkind was) is er sprake van een gezamenlijke huishouding. Een pleegkind blijkt voor de AOW dus geen kind te zijn. De kantonrechter kon wel begrip opbrengen voor de negatieve gevoelens bij de familie, maar moest concluderen dat er geen sprake was van onjuiste wetstoepassing.

 
 
  April 2008
  De ontwikkelingen op de financiële markten en gevolgen voor pensioenfondsen staan de laatste tijd opnieuw in de belangstelling. Zo beklaagde op 21 april j.l. de Nederlandse Bond voor Pensioenbelangen in het televisieprogramma 'Kassa 2' zich over het feit dat, door de daling van de gemiddelde dekkingsgraad van de pensioenfondsen van 140% in 2007 naar 125% nu, de indexatie van de pensioenen gevaar liep en koopkrachtverlies voor gepensioneerden het gevolg is. Op 28 maart j.l. stuurde toezichthouder de Nederlandsche Bank NV een brief aan alle pensioenfondsen teneinde hen te wijzen op de gevolgen die de huidige situatie op de financiële markten voor pensioenfondsen kan hebben en de wettelijke verplichtingen van deze pensioenfondsen. Deze brief maakt wel gewag van meldingen van een reservetekort (tekort vereist eigen vermogen) maar niet van meldingen van een dekkingstekort (tekort minimaal vereist eigen vermogen).

Oudere werknemers in dienst nemen kan erg kostbaar zijn, vanwege het verschil tussen de (lage) tariefrente (3%) van verzekeraars en de (hoge) marktrente (4,9% in 2008) voor pensioenfondsen, de nieuwe werknemer al een redelijk (loongerelateerd) pensioen heeft opgebouwd bij een pensioenfonds en de nieuwe werkgever een (loongerelateerde) regeling bij een verzekeraar heeft ondergebracht. De nota 'naar een modern en betaalbaar pensioen' (zie hierna) wijst op pagina 60 op dit probleem en op het initiatief van de Tweede Kamer (Motie Omzigt TK 31226 nr. 30) om deze problematiek van (onverwachte) forse bijbetalingen door de (nieuwe) werkgever bij waardeoverdracht op korte termijn op te lossen.

In de nota 'Naar een modern en betaalbaar pensioen' (www.vno-ncw.nl > dossiers (alfabetisch) > pensioenen > pensioennota (maart 2008)) van februari 2008 geven de werkgeversorganisaties aanbevelingen voor het betaalbaar en uitvoerbaar houden van ons pensioenstelsel. Als we dit unieke stelsel willen handhaven, dan moet er bereidheid tot vernieuwing zijn, aldus de werkgeversorganisaties. Diverse voorstellen zijn gericht op het (voor de werkgevers) betaalbaar houden van pensioen. Concrete voorstellen zijn o.a. verschuiving van verplicht naar vrijwillig, van collectief naar individueel, schrappen van indexatiebepalingen in het pensioenreglement, maar ook behoud van het drie-pijler-systeem, de verplichtstelling en het fiscale kader.

Verhoging van arbeidsparticipatie en doorwerken na 65 jaar aantrekkelijker maken zijn volgens minister Donner prioriteiten. Aldus stelde minister Donner in zijn Netspar-lezing van 31 januari 2008 in Utrecht. In het NRC van 7 april 2008 herhaalde minister Donner zijn voorstel om werken na 65 jaar aantrekkelijker te maken. Hierbij denkt hij aan het verhogen van de AOW voor ieder jaar, dat een werknemer langer werkt na zijn 65ste. Uit het verslag van het voorjaarsoverleg van 23 april j.l. blijkt, dat het kabinet nog voor de zomer met voorstellen komt.

Uit het onderzoek evaluatie 'artikel 2b PSW' (uitruil nabestaandenpensioen in ouderdomspensioen) blijkt o.a. dat 10% van alle deelnemers aan een bij een verzekeraar ondergebrachte pensioenregeling (in 2005) geen wettelijk verplichte uitruilmogelijkheid in hun pensioenregeling kenden (brief d.d. 28 april 2008 van SZW aan De Voorzitter van de Tweede Kamer met kenmerk AV/PB/2008/11129).

 
 
  Maart 2008
 


Affinanciering van pensioen kwam volledig ten laste van de werkgever
, in geval van ontslag, ook bij premie met een werknemersaandeel. Dit volgde uit de wet, o.a. artikel 8 lid 1 PSW ( werknemer verkrijgt een voor hem premievrije aanspraak ). Ook de jurisprudentie was duidelijk (o.a. Ktg. Amsterdam d.d. 14-8-2002 zaak 01-14214 r.o. 6, en Hof den Bosch d.d. 10-10-2006 zaak C200501096 r.o. 4.5.2 en 4.6.5). Zelfs moest de werkgever affinancieren op basis van het werkelijke eindloon ook al was, met instemming van de werknemer (statutair directeur), een lager salaris aan de pensioenuitvoerder opgegeven (Hof den Bosch d.d. 15-01-2008 zaak C0600784). Ook het dekkingstekort, een gevolg van de door de werknemer gewijzigde beleggingsconstructie, kwam voor rekening van de werkgever (Hof den Bosch d.d. 3-4-2007 zaak C0401098/RO r.o. 8.5.3). In de Pensioenwet komt de tekst van artikel 8 lid 1 PSW niet terug. Uitgangspunt is evenredige opbouw (art. 17 PW) en jaarlijkse affinanciering (art. 126 PW c.q. WFT). Bovendien volgt uit artikel 26 PW, dat premies door de werkgever voldaan moeten worden. Ook al staat het er niet zo duidelijk meer, de bedoeling is dat er niets veranderd is (TK 30413 nr. 3 pag. 94 onder 7.2.1). Maar toch!?

Streefregeling wordt bij affinanciering beschouwd als een eindloonregeling , ongeacht de fiscale kwalificatie, aldus het Hof den Bosch d.d. 4 juli 2006 (zaak C0401098/RO). Het gevolg hiervan is, dat de affinanciering door de werkgever bij ontslag (zie ook hierboven) gebaseerd moet worden op de tijdsevenredige aanspraken. Dat in de casus van het Hof in den Bosch partijen blijven discussiëren over de hoogte van de aanvulling op de premievrije polis (zie tussenvonnis van 18-12-2007) doet aan het uitgangspunt niet af. Aanpassing op korte termijn van pensioenovereenkomsten aan de Pensioenwet, en een definitieve keuze voor de kapitaalovereenkomst, zal in een aantal gevallen, gezien dit (terechte) standpunt, sterk aan te raden zijn.

Eigendom van het pensioenoverschot bij pensioenfondsen, blijft ter discussie staan. Uit het verleden kennen we het Bensdorp-arrest (Hoge Raad nr. 15520 d.d. 25-11-1994), waarin de overwaarde werd toegewezen aan Pensioenfonds 'Progres' van Unilever. Bij de verkoop van (de uitvoeringsorganisatie van) pensioenfonds AZL, de mijnwerkerspensioenen, aan Nationale Nederlanden, begin 2007, eisten de pensioengerechtigden de opbrengst van 65 miljoen op (zie ons infomagazine 2007.03). Deze kwestie heeft niet geleid tot een procedure maar wel tot veel (regionale) media-aandacht. Medio 2007 is Optas NV, de havenarbeiderspensioenen, voor 1,3 miljard verkocht aan Aegon. De juridische strijd om deze 'pensioengelden' is inmiddels losgebarsten (Rechtbank Rotterdam nr. 291013 d.d. 10-01-2008). Ook de politiek bemoeit zich er mee. Op 18-12-2007 heeft de Tweede Kamer de motie Omzigt/Hamer aangenomen (TK 31226 nr. 29). In de motie worden 5 vragen gesteld. Op 10 maart j.l. heeft minister Donner geantwoord. Hieruit blijkt, zoals reeds bekend was uit zijn brief van 10-12-2007 (TK 28294 nr. 32), dat de Minister voornemens is de wet aan te scherpen, in die zin, dat de omzetting van een (stichting) pensioenfonds in een andere rechtsvorm, zoals bij Optas geschiedde, alleen met een verklaring van geen bezwaar van DNB mogelijk is. Hierbij wordt gedacht aan toetsing aan de liquidatie-critertia. Overigens zijn de 3 genoemde gevallen, voor de buitenstaander misschien identiek, volkomen verschillend van elkaar (verkoop van resp. een bedrijf, een uitvoeringsorganisatie en een pensioenuitvoerder). Het gaat echter te ver om in dit kader hier op in te gaan.



Een notitie over de fiscale positie van de DGA
zal in de loop van 2008 naar de Tweede Kamer worden gestuurd door Staatssecretaris de Jager van Financiën. Dit schrijft de staatssecretaris in zijn brief van 8 november 2007 inzake de behandeling van de 'Overige fiscale maatregelen 2008' (zie TK 31206 nr. 10). Het ging in deze brief met name om de beëindiging van de inhoudingsplicht van loonbelasting ten aanzien van de directeur-grootaandeelhouder in een BV zonder ander personeel.

Afstorting van pensioenkapitaal bij echtscheiding door dga uit privé middelen is naar het oordeel van het Hof in den Bosch toewijsbaar (LJN: BC3319 d.d. 15-01-2008). Eigen beheer brengt mee, aldus het Hof, dat er toereikende zorg besteed moet worden aan de aanspraken van de partner. Aan die zorgplicht wordt door een dga niet voldaan door de aandelen van de pensioen-BV te verkopen, daarmee de kans scheppend dat de aanspraken illusoir worden. Indien eventuele pensioenrechten dan zijn "verdwenen" (de pensioen-BV zou inmiddels failliet zijn) kan de partner zich op onrechtmatig handelen van de dga beroepen. (r.o. 4.4.5).

Naamsoverdracht 'PGGM' niet in strijd met artikel 5 Wet Bpf (Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000), aldus oordeelde de voorzieningenrechter in Utrecht op 13-02- 2008 in kort geding (LJN: BC4415), aangespannen door het Verbond van Verzekeraars en enkele van haar leden. De rechter was zeer terughoudend, o.a. omdat de Nederlandse Bank, in haar functie van toezichthouder, op 28 januari 2008 reeds medegedeeld had dat naamsoverdracht geen overtreding vormt van artikel 5 van de Wet Bpf. Volgens de rechter zal dit leiden tot een beoordeling door de bestuursrechter. Het is onwenselijk, dat over eenzelfde kwestie door de civiele rechter en de bestuursrechter anders wordt geoordeeld (r.o. 4.7). Het laatste woord hierover is dus naar de mening van de rechter nog niet gezegd. Juicht het 'Pensioenfonds Zorg en Welzijn' (voorheen PGGM) te vroeg?

De volledige AOW-uitkering mag in het overbruggingspensioen worden opgenomen , aldus de Hoge Raad in haar uitspraak van 8 februari j.l. (LJN: AZ1780). De fiscus stond op het standpunt, dat enkel het diensttijdevenredige bedrag mag worden overbrugd maar werd door de Rechtbank in Leeuwarden op 13 oktober 2005 reeds in het ongelijk gesteld, welk standpunt nu door de Hoge Raad is bevestigd. Het overbruggingspensioen bestaat uit de som van een AOW-compensatie en een (eventueel gebruteerde) premie-compensatie. De uitspraak van de Hoge Raad heeft betrekking op de AOW-compensatie. De bedoeling van het overbruggingspensioen is, dat de netto oudedagsvoorziening vóór 65 jaar in elk geval niet lager behoeft te zijn dan daarna. (TK 26020 nr. 3 pag. 14). Los van eventuele andere berekeningsperikelen rond het (inmiddels bijna achterhaalde) overbruggingspensioen betekent deze uitspraak in elk geval, dat de werknemers met "te weinig" dienstjaren (dga's), geboren vóór 1950 (?), de AOW-compensatie kunnen verhogen.

onserverende aanslag inzake pensioenaanspraak van naar Frankrijk geëmigreerde belanghebbende is in strijd met het belastingverdrag met Frankrijk, aldus Procureur-Generaal mr. P.J. Wattel in zijn conclusie van 31 januari 2008 inzake het beroep in cassatie bij de Hoge Raad van de Staatssecretaris (LJN: BC5201).

 
  Februari 2008
 

Wetsvoorstel inzake de invoering van de Algemene pensioeninstelling (API) gaat in juni 2008 naar de ministerraad en treedt per 1 juli 2009 in werking!? In dit voorstel wordt de API geïntroduceerd in de Wft en de Pensioenwet. Dat staat in de brief met het wetgevingsprogramma 2008 (FM 2008- 00137 M ), die op 30 januari j.l. door de minister van Financiën, Wouter Bos, naar de Tweede Kamer is gestuurd.

Het is slecht gesteld met het pensioenbewustzijn in Nederland, maar de Nederlandse systematiek van verplichtstelling is zeer waardevol. Er bestaat meer emotionele dan rationele besluitvorming (een jongvolwassene gaat nog liever naar de tandarts dan zich te verdiepen in zijn oudedagsvoorziening). Ondanks de geringe aandacht voor pensioen heeft een zeer groot deel van de werknemers toch een aanvullend pensioen. Aldus meldt het SER-rapport dat op 30 januari j.l. werd aangeboden aan minister Donner. De verplichtstelling betekent niet dat pensioen dus goed geregeld is en verder geen aandacht behoeft. Als gevolg van algemene gebeurtenissen, zoals wetgeving, en persoonlijke gebeurtenissen, zoals loopbaan, is het nodig om na te gaan welke gevolgen dat heeft voor het pensioen. Kort samengevat pleit het rapport voor de juiste informatie op het juiste tijdstip, als het over pensioen gaat.

Aftopping fiscaal gefacilieerde pensioenopbouw vervalt als gevolg van het feit, dat het kabinet onverkort gehoor zal geven aan de motie Kortenhorst c.s. (TK 31205 nr. 38). In een brief van 18 december 2007 aan de eerste Kamer (AFP 2007-01015) kondigt Staatssecretaris de Jager aan, dat deze maatregel vervangen wordt door meer op excessieve beloningsbestanddelen gerichte maatregelen. Hierbij moet gedacht worden aan inhaal, inkoop en backservice van pensioen, extra werkgeversheffing op excessieve beloningen en heffing over 'carried interest' (winstdeelname).

DGA-minderheidsaandeelhouder kan in dienst blijven van zijn holding per 01-01-2009 ondanks het feit, dat hij op grond van de sociale verzekeringswetgeving ook in dienstbetrekking is bij de werk-BV (art. 6 lid 1 sub d Ziektewet jo. art. 2 Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder). Het nieuwe artikel 32d Wet loonbelasting (LB), dat van toepassing wordt per 01-01-2009 (zie TK 31206), bepaalt in lid 4, dat de holding, die op basis van art. 6 lid 6 LB niet meer als inhoudingsplichtige wordt aangemerkt, voor de toepassing van art. 32d lid 1 t/m 3 LB (de doorbetaaldloonregeling, voorheen art. 87 URLB ) toch als zodanig beschouwd wordt. Hiermee wordt een onbedoeld effect van artikel 6 lid 6 LB en artikel 87 URLB, namelijk dat de dienstbetrekking van een DGA(-minderheidsaandeelhouder) bij de werk-BV los staat van de dienstbetrekking bij de holding, bestreden en kan een pensioenregeling dus gewoon uitsluitend via de holding blijven lopen. Op grond van een aanvulling op artikel 59 lid 1 Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) moet de werk-BV wel eventuele premies werknemersverzekeringen afdragen.


Het betreft de aandeelhouder, die zijn eigen ontslag niet kan tegenhouden (zie jurisprudentie Centrale Raad van Beroep LJN: AT8234 nr. 04/1244 ALGEM d.d. 16-06-2005, besluit 19-12-1997, 06-07-2006 DGB2006/857M, 29-01-2007 CPP2007/72M en artikel 87 URLB 2001)

Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001

 
  2007
  Klik hier voor de nieuwsberichten uit 2007.
   
  2006
  Klik hier voor de nieuwsberichten uit 2006.
   
  2005
  Klik hier voor de nieuwsberichten uit 2005.
 
Secretariaat
De Wel 14-16 Postbus 44 3870 CA Hoevelaken Tel: 033-2580460 Fax: 033-2580340
secretariaat@piapensioen.nl