Het laatste nieuws   

Verzorgd door Dhr drs J. Lahaye

  Januari 2009
Februari 2009
Maart 2009
April 2009
Mei 2009
Juni 2009
Juli 2009
Augustus 2009
September 2009
November 2009
December 2009
Nieuws 2009
Nieuws 2008
Nieuws 2007
Nieuws 2006
Nieuws 2005
 
  December 2009
 

Financieringsovereenkomsten inzake pensioenaanspraken bij extern eigen beheer moeten uiterlijk in 2010 worden aangepast aan het arrest van de Hoge Raad van 14 april 2006 en het fiscale besluit van 3 juli 2008. In september 2008 heeft het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen (CAP) van de belastingdienst besloten om schriftelijk overeengekomen financieringsovereenkomsten tot uiterlijk ultimo 2010 te eerbiedigen. Na 2010 moeten ook deze in overeenstemming zijn met het besluit van 3 juli 2008. Praktisch houdt dit in, dat er bij de berekening van de pensioenpremie ten behoeve van een pensioen-BV niet meer gerekend mag worden met een rekenrente van 4% maar met de marktrente, rekening houdend met de open indexering. Hierbij kan men dan van de goedkeuring in het besluit van 3 juli 2008 om te rekenen met een vaste index van 2% gebruik maken.

Pensioenberekeningen bij extern eigen beheer worden complex . Voor de berekening van de fiscale last gelden andere normen dan voor de berekening van de te betalen premie aan een directiepensioenlichaam (zie hiervoor). Het verschil tussen de fiscaal geaccepteerde last en de reëel te betalen premie aan het pensioenlichaam moet geactiveerd worden door de BV, waar de dga in dienst is. Het directiepensioenlichaam mag weliswaar bij het bepalen van de pensioenverplichtingen rekening houden met die berekeningsgrondslagen waarvoor hij premie heeft ontvangen of de eventueel lagere marktrente, maar dit moet op grond van artikel 3.29 IB wel gebeuren tegen een rekenrente van minimaal 4%. Bij een marktrente van 3,2% (zie hieronder) en 2% indexering blijkt dat zo complex te worden, dat wij het CAP van de belastingdienst enkele informatieve vragen hebben gesteld!

Verplicht pensioenontslag in een Sociaal Plan kan de toets van de Wet Gelijke Behandeling op grond van leeftijd bij arbeid (WGBL) niet doorstaan, zo blijkt uit recente jurisprudentie. Diverse keren heeft de rechter zich in de laatste maanden uitgesproken over een dergelijke kwestie. Het Hof in den Haag (LJN: BJ4895 d.d. 04-08-2009) oordeelde dat het Sociaal Plan, door het UWV met de vakbonden opgesteld, op dit punt nietig was. Ook het Sociaal Plan, dat Bosch Security Systems met de vakbonden had opgesteld in verband met het sluiten van een productielocatie vond geen genade in de ogen van de kantonrechter in Breda (LJN: BK3108 d.d. 13-11-2009). Hetzelfde kreeg Avebe, dat haar personeelsbestand moet inkrimpen, van de kantonrechter in Winschoten (LJN: BK6007 d.d. 08-12-2009) te horen. De kantonrechter in Enschede (LJN: BJ9776 d.d. 20-08-2009) kwam echter tot de conclusie, dat het met de vakbonden overeengekomen Sociaal Plan, waarin overigens geen sprake was van gedwongen pensioenontslag, objectief gerechtvaardigd leeftijdsonderscheid maakte, waarbij inkomenszekerheid van de oudere werknemers het doel en dit de enige mogelijkheid was.

De marktrente over (december) 2009 bedraagt 3,2% , zo blijkt uit het besluit CPP2009/2348M van 11-12-2009, gepubliceerd in de Staatscourant nr. 19728 van 21 december 2009. De aan een eigen pensioenlichaam te betalen premie en de op te nemen pensioenverplichtingen dienen met deze marktrente rekening te houden, ook al moet de verplichting fiscaal op grond van artikel 3.29 IB met minimaal 4% berekend worden (zie ook hierboven).

 
 
  November 2009
 

Geen carenz bepaling meer m.i.v. 01-01-2010 bij aan arbeid gerelateerde verzekeringen op grond van het (Hannie) Van Leeuwen Convenant , dat op 11 november j.l. werd ondertekend op het ministerie van Sociale Zaken. Het convenant werd getekend door de CG-Raad, het Verbond van Verzekeraars en kenniscentrum Welder. Dit betekent, dat in het geval van pensioen bij een verzekeraar niet meer het probleem kan ontstaan dat er geen dekking is bij overlijden (nabestaandenpensioen) of (premievrijstelling bij) arbeidsongeschiktheid. Op grond van artikel 14 lid 2 Pensioenwet mag er geen wachttijd of drempelperiode worden toegepast bij het verwerven van nabestaandenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen. Door toepassing van een (discutabele) WMK-clausule worden echter de ‘brandende huizen' buiten de deur gehouden. Er is wel direct verwerving maar geen dekking bij overlijden of arbeidsongeschiktheid binnen de carenz-periode ten gevolge van een bij aanvang bestaande ziekte of gebrek. Let wel, dit convenant is van toepassing op verzekeraars, aangesloten bij het Verbond van Verzekeraars, en dus niet op pensioenfondsen! Dit convenant is ook niet van toepassing op een directeur grootaandeelhouder (dga) en misbruik blijft uitgesloten.

Sluit de uitvoeringsovereenkomst aan op de pensioenovereenkomst? Deze vraag zal een accountant zich toch moeten stellen, indien hij de jaarstukken van een onderneming opmaakt. Neem het voorbeeld, dat in de arbeidsovereenkomst pensioen is opgenomen zonder carenz-bepaling maar dat de pensioenuitvoerder deze wel in zijn uitvoeringsovereenkomst heeft staan. Dit is in strijd met de onderbrengingsplicht van de werkgever. In principe is er dus ook sprake van een fiscaal onzuivere pensioenregeling met alle mogelijke gevolgen van dien, ook voor de aansprakelijkheid van de accountant.

Waardeoverdracht van pensioen bij wisseling van werkgever ter voorkoming van een pensioenbreuk is geen noodzaak meer, nu het aantal werknemers met een (gematigde) eindloonregeling is gedaald van 75% bij de invoering in 1994 tot goed 1% in 2009. Daar staat tegenover dat als gevolg van een convenant in 1997 tussen overheid en sociale partners om inzake pensioenen te komen tot kostenbeheersing het nabestaandenpensioen op risicobasis sterk is opgekomen. Teneinde schrijnende aspecten hiervan bij wisseling van werkgever, zoals een gat in de nabestaandendekking, weg te nemen kan waardeoverdracht weer een belangrijke rol spelen. Ook kan een werknemer gebruik maken van het keuzerecht uit artikel 61 lid 1 sub a Pensioenwet om een deel van zijn ouderdomspensioen om te zetten in nabestaandenpensioen. Waardeoverdracht is in ieder geval geen vanzelfsprekende keuze meer vanwege alle problemen die daarbij horen.

De rekenrente in 2010 voor de bepaling van de waardeoverdracht wordt 4,122%. Ten opzichte van 2009, waarvoor een rente van 4,533% van toepassing is, betekent dat een hogere overdrachtswaarde. Daar verzekeraars rekenen met een tariefrente van 3% betekent dit altijd nog een forse overwaarde ten gunste van de werkgever die een werknemer ziet vertrekken en tevens een forse bijbetaling ten laste van de werkgever, die een nieuwe werknemer in dienst neemt. Dit geldt met name indien de pensioenaanspraken zijn ondergebracht bij verzekeraars en worden overgeheveld. Alle reden dus om kritisch te gaan kijken naar de noodzaak van waardeoverdracht.

 
 
  September 2009
 

Uitstel van de AOW-leeftijd van 65 naar 67 jaar! Zonder op de (politieke) discussies in te willen gaan twee zaken: de AOW-leeftijd en de pensioenleeftijd. Bij uitstel van de AOW-leeftijd naar 67 jaar valt de basis, de eerste pijler, onder het aanvullend pensioen tot 67 jaar weg. Voor deze ‘AOW-uitstel' is minister Donner, SZW, verantwoordelijk. Uitstel van de pensioenleeftijd, van de aanvullende pensioenen dus, valt onder de verantwoordelijkheid van de sociale partners. Geen enkele minister heeft daar zeggenschap over. Het (fiscaal) faciliteren van pensioenregelingen tot 67 jaar valt onder minister Bos, Financiën. Beide ministers, Donner en Bos, houden zich dus met de AOW- en pensioen-problematiek bezig. Uiteindelijk bepalen werkgevers en werknemers echter of en hoe het gat tussen 65 en 67 zal worden overbrugd.

Verhoging van de pensioenleeftijd naar 65 jaar conform fiscaal overgangsrecht , om een pensioenregeling aan te passen aan de Wet VPL (Vut, Prepensioen, Levensloopregeling), leidt in principe tot leeftijdsdiscriminatie. Na de Commissie Gelijke Behandeling, op 8-11-2005 (zaaknr. 2005-219), en de kantonrechter in Heerlen, op 23-01-2008 (LJN: BJ9736), die zich over de aanpassing bij het ABP, waarbij onderscheid werd gemaakt tussen 56-plussers en 56-minners, hadden uitgesproken heeft nu ook het Hof in den Bosch op 29 september j.l.(LJN: BJ9736) de aanpassing, zoals die door het ABP is uitgevoerd, als objectief gerechtvaardigd leeftijdsonderscheid gekwalificeerd. Cruciaal in dit oordeel was toch wel, dat de 56-minners niet alleen nadelen hadden ten opzichte van de 56-plussers maar ook voordelen, zoals een hogere pensioenopbouw. Het moge duidelijk zijn, dat, net als aanpassing aan VPL, aanpassing aan de AOW-leeftijd niet zóó simpel is!

De dekkingsgraad van pensioenfondsen herstelt zich weer, zo blijkt uit cijfers van de Nederlandse Bank. De gemiddelde dekkingsgraad was eind tweede kwartaal gestegen tot 102%. Andere gegevens, zoals die van www.pensioenthermometer.nl van Hewitt, tonen aan dat deze stijging zich heeft voortgezet tot boven de kritische grens van 105%. Heel voorzichtig wordt al gespeculeerd over het hervatten van indexeringen. Realistischer is het om eerst te kijken of dit herstel incidenteel of structureel is. Bovendien betekent ‘gemiddeld', dat ongeveer de helft van de pensioenfondsen nog beneden dat gemiddelde zit. Deze ontwikkeling toont wel aan, dat de commotie rond de pensioenen zwaar overdreven was. Een pensioenfonds is evenals een bank een financiële instelling, maar daarmee is een pensioenfonds nog geen bank. Er gelden andere ‘wetten'.

Wetsvoorstel voor een multi-opf ingediend bij de Tweede Kamer (zie ook onze infomagazines 2009.04 en 2009.08). Op 22 september j.l. diende minister Donner een wetsvoorstel (TK 32141) in dat beoogt het mogelijk te maken dat, minimaal 5 jaar, bestaande ondernemingspensioenfondsen (opf'en) samengaan, waardoor één fonds voor meerdere ondernemingen financieel afgescheiden pensioenregelingen kan uitvoeren. Binnen de kaders van de huidige wetgeving was het niet mogelijk om op praktische gronden, zoals behoefte aan deskundigheid van de vereiste (bestuurs)organen, bestaande opf'en te laten samengaan. Het samengaan wordt mogelijk gemaakt door aanpassing van de Pensioenwet. Het belangrijkste kenmerk is, dat er sprake is van één bestuur dat gaat over alle pensioenregelingen die door het fonds worden uitgevoerd. De belasting van de governance-eisen wordt zo verlicht en er kunnen schaalvoordelen behaald worden.

 
 
  Augustus 2009
 

De pensioenovereenkomst is doorslaggevend ook als de afspraken in de algemene vergadering van aandeelhouders (ava) hierin niet juist zijn verwerkt. Tot deze slotsom kwam de Rechtbank in Arnhem op 16 juli 2007 (LJN: BJ2758 gepubliceerd d.d. 15-07-2009). In de ava was afgesproken, dat de toe te kennen pensioenrechten nader zouden worden bepaald en vastgelegd in een aanvullende arbeidsovereenkomst. Doorslaggevend is dan de daadwerkelijke arbeids- en of pensioenovereenkomst en niet de notulen van de ava.

Waardeoverdracht bij overgang naar een nieuwe werkgever blijft om aandacht vragen (zie infomagazine 2009.02). Minister Donner meldt in zijn brief van 10 juli 2009 (AV/PB/2009/12812) inzake de bijbetalingsproblematiek, dat de STAR is teruggekomen op het, op 8 januari j.l.geopperde, idee om de peildatum voor de rentetermijnstructuur te verschuiven naar 1 januari. Inzake een ander probleem, dat van het risico-nabestaandenpensioen roept de STAR in haar brief van 19 juni aan de leden van de Vaste Commissie voor SZW in de Tweede Kamer op om individuele werknemers niet de dupe te laten worden van deze problematiek. In het najaar hoopt zij met een aanbeveling te komen over het nabestaandenpensioen.

Het Duitse pensioensparen is in strijd met het vrije verkeer van werknemers , aldus de Advocaat Generaal J. Mazák in zijn conclusie van 31 maart 2009 in de kwestie tussen de Commissie van de EU en Bondsrepubliek Duitsland voor het Europese Hof van Justitie (Zaak C-269/07). De reden is dat grensarbeiders veelal geen gebruik kunnen maken van deze regeling omdat zij niet aan de voorwaarden voldoen. Deze voorwaarden zijn blijvende onbeperkte belastingplicht en wonen in Duitsland. Het pensioensparen is een in 2001 ingevoerde tegemoetkoming in verband met de vermindering van het wettelijke pensioen.

Bij echtscheiding vergeten verdeling van pensioenrechten is volgens de Rechtbank in Maastricht geen aan verjaring onderhevige vordering (zie ons infomagazine 2007.07). De Rechtbank baseert zich hierbij op het specifieke artikel 3:178 lid 1 BW. Volgens het Hof in Arnhem behoort het wel tot de aan verjaring onderhevige vorderingen (LJN: BJ3742 d.d. 12-05-2009). Het Hof baseert zich hierbij op het algemene artikel 3:306 BW. Is recht nu toch krom en een kwestie van ‘goed of slecht' procederen?

Aansprakelijkheid van de tussenpersoon , die inmiddels zijn bedrijf verkocht heeft en niet kan bewijzen dat de “overzetting” van een pensioenpolis naar een nieuwe werkgever, binnen hetzelfde concern, schriftelijk aan de verzekeraar is doorgegeven zou wel eens de uitkomst kunnen zijn. Het hof Amsterdam oordeelde in elk geval op 20 januari j.l. (LJN: BI2370), dat de verzekeraar kan volstaan met uitkering van de premievrije aanspraken, nu de overnemende tussenpersoon schriftelijk uitdiensttreding heeft doorgegeven.

De multi-opf, een voor meerdere ondernemingen opererend pensioenfonds, is nodig om het liquideren van ondernemingspensioenfondsen een halt toe te roepen De ministerraad heeft hiertoe een wetsvoorstel voor advies bij Raad van State ingediend. Reeds bestaande pensioenfondsen kunnen dan een multi-opf vormen. De PW moet daartoe worden aangepast. Het betreft het verbod op ringfencing - nu moet er één financieel geheel zijn - (art. 123 PW) en domeinafbakening (art. 106 PW). De multi-opf zou er eind 2009 zijn.

 
 
  Juli 2009
 

De Wet introductie premiepensioeninstellingen (PPI's) is op 13 maart j.l. ingediend bij de Tweede Kamer (kamerstuk 31891, zie ook onze infomagazines 2008.06 en 2008.07). De PPI is de eerste fase van de gefaseerde aanpak voor de introductie van de Algemene Pensioeninstelling (API). De PPI is een nieuwe pensioenuitvoerder, bedoeld om in andere lidstaten van de EU bepaalde (pensioen)activiteiten te ontplooien en die de ruimere mogelijkheden van de Europese regelgeving kan benutten. Ook op de Nederlandse markt kan een PPI actief zijn. Zij kan uitsluitend premieregelingen in de opbouwfase uitvoeren, mag daarbij geen biometrische risico's (overlijden en lang leven) lopen en ook niet garant staan voor een beleggingsrendement. Een soort banksparen in de 2 e pijler (zie TK 31891 nr 5 pag. 7 en 10)? Wel mag een PPI sterftewinst maken, maar dan enkel ten gunste van een pensioenvermogen. Een soort tontine? Er bestaan de nodige twijfels zoals bij de Raad van State over de concurrentiepositie en de status van de PPI (TK 31891 nr. 4 pag. 5 en 6).

Een toeslagenlabel geeft geen informatie waar een deelnemer aan een pensioenregeling op zit te wachten (zie ons infomagazine 2009.06). Stop er dus maar mee. Wat een deelnemer wil weten is wat hij in euro's aan pensioen krijgt. Dat was het advies van een deelnemer aan de lezing pensioenactualiteiten over het toeslagenlabel op 18 juni j.l. aan de VU. Gezien de reactie uit de zaal stond hij niet alleen met deze mening. De inleider, Mr. J. van Miltenburg van de AFM, kon enkel melden, dat de AFM de wet niet maakt maar uitvoert. Misschien ook een taak voor de AFM om eens te kijken of een bepaalde opdracht wel zinvol is?

De Hoge Raad wijst emigratieheffing op pensioenaanspraken af indien de heffing over pensioenen bij verdrag is toegewezen aan de woonstaat. Aldus het arrest van 19 juni j.l. inzake twee kwesties betreffende conserverende aanslagen op pensioenaanspraken bij emigratie in 2001 naar Frankrijk en Korea (LJN: BC5201 en BI8563). De rechtbank in Breda had de conserverende aanslagen in 2006 reeds vernietigd. Het Hof in Den Bosch bevestigde in 2007 deze uitspraken. De Hoge Raad verklaart nu in beide zaken het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën ongegrond. Eenmaal onvoorwaardelijk vrijgestelde aanspraken kunnen niet bij fictie (artikel 3.83 lid 1 in verbinding met artikel 3.146 lid 3 IB) aan de werking van een belastingverdrag worden onttrokken (r.o. 3.4.2). Het feit dat door fictie het belastbare feit als ingezetene van Nederland heeft plaatsgevonden doet hier niet aan af (r.o. 3.4.3).

Is het afstand doen van het recht op waardeoverdracht nu wel of niet strijdig met de Pensioenwet (PW)? In Pensioen & Praktijk van november 2008 opperde Prof. dr. Erik Lutjens dit als een mogelijkheid ter voorkoming van aanzienlijke bijbetalingsverplichtingen voor werkgevers. Op grond van artikel 71 lid 1 PW is een pensioenuitvoerder verplicht om na een verzoek van een gewezen deelnemer onder bepaalde voorwaarden mee te werken aan waardeoverdracht. Op grond van artikel 71 lid 6 PW is iedere bepaling in strijd hiermee nietig. Lutjens is van mening, dat een contractuele afspraak tussen werkgever en werknemer over de uitoefening van dat verzoek niet onder artikel 71 PW valt en dus ook niet op grond van lid 6 van dat artikel nietig is. Doet een werknemer in strijd met een dergelijke overeenkomst toch een verzoek, dan moet de pensioenuitvoerder op grond van artikel 71 PW hier gehoor aan geven maar kan de werkgever de werknemer aanspreken op het niet naleven van de overeenkomst en schade claimen.

 
 
  Juni 2009
 

De uitvoeringskosten per deelnemer zijn gemiddeld aanmerkelijk lager bij verzekeraars dan bij pensioenfondsen voor iedere grootteklasse bij collectiviteiten. Dat was dan de (opmerkelijke?!) conclusie in het onderzoek van Price Waterhouse Coopers (PwC), dat op 29 april j.l. door Minister Donner werd aangeboden aan de Tweede Kamer. De mogelijke verklaring is volgens PwC, dat het goedkoper is om door één instelling 20 regelingen te laten uitvoeren (zoals verzekeraars doen) dan 20 regelingen elk door één instelling (zoals pensioenfondsen verplicht zijn te doen). De minister is nog in afwachting van de resultaten van het onderzoek door de Autoriteit Financiële Markten, alvorens hij een redelijk volledig beeld hoopt te hebben van de “torenhoge kosten bij pensioenen”, waarover het Kamerlid Omzigt op 20 februari 2008 vragen stelde.

Het (tijds)evenredig doorberekenen van kosten in geval van premieovereenkomsten wordt weer in de wet opgenomen, middels het, op 22 april 2009 aangenomen, amendement van de kamerleden Omzigt en Spekman (TK 31811 nr. 12). Bij de invoering van de pensioenwet is de tijdsevenredige doorberekening van kosten in geval van beschikbare premieregelingen op basis van artikel 7a PSW vervallen. Met hun amendement willen de heren Omzigt en Spekman de bescherming van de werknemer terugbrengen op het oorspronkelijke betere niveau van de Pensioen- en spaarfondsenwet. Het plenair debat in de eerste Kamer is gepland op 7 juli 2009.

Splitsing van pensioenkapitaal op pensioendatum , gelegen na 31 december 2008, in een deel dat wordt aangewend voor een direct ingaande tijdelijke uitkering en een deel dat later wordt aangewend voor een aansluitende levenslange uitkering gaat tot de mogelijkheden behoren (TK 31811 nr. 10). Daartoe wordt artikel 2 van de Pensioenwet uitgebreid met twee nieuwe leden (9 en 10). Op grond van deze aanpassing van de wet zal de Minister omtrent splitsing regels kunnen gaan stellen met betrekking tot kapitaal- en premieovereenkomsten. Uit de toelichting blijkt dat het gaat om een tijdelijke maatregel, waarbij gedacht wordt aan degenen, die uiterlijk op 1 januari 2014 pensioneren.

Shoppen met nabestaandenpensioen (zie ons infomagazine 2009.05) is mogelijk geworden met ingang van 22 april 2009, de datum waarop de Tweede Kamer de Verzamelwet SZW-wetgeving 2009 bij stemming aanvaardde. Dit had minister Donner toegezegd in een brief aan de Tweede Kamer (TK 31811 nr. 16).

Het toeslagenlabel is per 1 januari 2009 verplicht. Deze geeft informatie omtrent de toeslagverlening op lange termijn middels een kwalitatieve en beeldende maatstaf. Dit kan tot verwarring leiden indien men tegelijkertijd omtrent de jaarlijkse indexering, de toeslagverlening op korte termijn, via de media of de pensioenuitvoerder geheel andere informatie krijgt. Daarom hebben pensioenuitvoerders in 2009 de mogelijkheid gekregen om in plaats van een toeslagenlabel een, via de website van de AFM te downloaden, modelbrief aan de deelnemers te verstrekken, waarin wordt ingegaan op de financiële situatie van de pensioenuitvoerder en de gevolgen daarvan voor de deelnemer en de pensioengerechtigde.

 
 
  Mei 2009
 

Het (pensioen)shoppen door achterblijvende partners, een mogelijkheid die bij de invoering van de Pensioenwet onbedoeld was vervallen, wordt weer mogelijk door wijziging van de artikelen 80, 81, 82 en 89 van de Pensioenwet (kamerstuk 31.811 nr. 8). Deze aanpassing geschiedt na vragen van het kamerlid Blok (VVD) op 26 augustus 2008. Deze vragen werden gesteld naar aanleiding van een artikel van mr. M.B.M. Willigers (Aegon) in Pensioen & Praktijk 2008 nr. 7/8.

Geen verlaging van pensioenaanspraken vóór 01-01-2012 indien de problemen bij een pensioenfonds (als gevolg van de kredietcrisis) zodanig zijn, dat er sprake is van een situatie, dat er binnen 5 jaar niet voldaan kan worden aan de minimale norm voor de dekkingsgraad. Deze aanpassing van de tijdelijke regeling voor de kortetermijnherstelplannen (zie ons infomagazine 2009.03) is een van de resultaten van het Sociaal Overleg van 24 maart 2009 en vastgelegd in een brief van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 25 maart j.l. aan de Tweede Kamer (AV/SDA 2009/7244). Oorspronkelijk moesten deze maatregelen al vanaf 1 augustus 2010 genomen worden. Medio 2010 volgt wel beraad over de vraag of dit uitstel nog verantwoord is.

In geval van echtscheiding van een dga is het uitgangspunt dat er afgestort moet worden (zie ons infomagazine 2009.04). Nu nog de vraag, hoe hoog dat pensioenkapitaal is? In haar uitspraak van 25-02-2009 neemt de Rechtbank Zutphen daar enkele standpunten over in (LJN: BI0348). Zo kunnen bepaalde kosten (provisie e.d.) hierin niet begrepen worden (r.o. 5.16) Ook dient het ten behoeve van de aanspraken van de partner af te storten bedrag beperkt te worden tot de helft van het tijdens de huwelijkse periode daadwerkelijk opgebouwde pensioenkapitaal (r.o. 5.20). Of dit standpunt houdbaar is en hoe we dit moeten rijmen met het standpunt, dat het redelijk en billijk is indien een partner volledig aanspraak maakt op haar deel van de pensioenaanspraken bij ontoereikend opgebouwd pensioenkapitaal (r.o. 5.21) is voor ons een vraag.

Pensioenregister uiterlijk 31-12-2010 gelanceerd als alles volgens plan verloopt. Het pensioenregister moet het mogelijk maken voor iedere burger om met één druk op de knop een overzicht te krijgen van zijn opgebouwde pensioenaanspraken. (AV/PB/09/1992) brief SZW 4-2-2009

Pleegkinderen worden gelijkgesteld aan eigen kinderen in de AOW, op het punt van de beoordeling of er sprake is van een gezamenlijke huishouding (Brief SZW 10-2-2009 kenmerk SV/VG/08/32914). In onze infomagazines 2208.05 en 2008.08 gingen wij reeds in op (de gevolgen van) deze problematiek en het begrip, dat de rechter toch al toonde voor de strijdigheid van deze regels met het rechtsgevoel.

FVP-bijdrageregeling verlengd tot 01-01-2011 , aldus heeft het bestuur van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) besloten afgelopen december 2008. Met deze regeling kunnen, onder voorwaarden, werknemers van 40 jaar of ouder, die in de WW terecht komen, kosteloos hun pensioenopbouw voortzetten. (Zie ook ons infomagazine 2008.05).

 
 
  April 2009
 

Gouden tijden voor (pensioen)advocaten als gevolg van de kredietcrisis , zo werd opgemerkt tijdens de pensioenlezingen aan de VU over ‘Pensioen en Kredietcrisis' op 11 maart 2009. Er moet iets gebeuren, dat is duidelijk, en daarbij moeten de belangen van alle betrokkenen evenwichtig behartigd worden (artikel 105 lid 2 PW). Hoe wil je evenwichtig de belangen behartigen van gepensioneerden, slapers, actieven en werkgever(s)? Als de premies worden aangepast voelen de actieven zich benadeeld. Als de aanspraken worden verlaagd of de indexatie wordt beperkt voelen de gepensioneerden zich benadeeld. Als de werkgever moet bijstorten zal die ook niet staan te juichen. En als men de regels aanpast komt er sowieso commentaar.

In geval van echtscheiding dient de tot verevening verplichte dga zorg te dragen voor afstorting door zijn rechtspersoon bij een externe pensioenverzekeraar van het kapitaal dat nodig is voor het aan de andere echtgenoot toekomende deel van de pensioenaanspraak. Dit op basis van redelijkheid en billijkheid gebaseerde uitgangspunt is juist, aldus de Hoge Raad in haar arrest van 20 maart 2009 (LJN: BG9458). Hiermee is de door ons in ons infomagazine van februari 2007 bedoelde principiële uitspraak een feit. Een dga, en zeker zijn adviseur, zal er rekening mee moeten houden, dat in geval van echtscheiding afstorting, met alle gevolgen van dien voor de liquiditeit van de onderneming, eerder regel wordt dan uitzondering.

Omzetting van pensioenaanspraken tot 65 jaar in aanspraken na 65 jaar zonder instemming van de pensioengerechtigde is niet mogelijk op grond van artikel 32ba PSW (thans art. 83 PW). In haar uitspraak in hoger beroep van 3 maart j.l. (LJN: BH 4945) wees het Hof den Bosch hier expliciet op (r.o. 4.19) in een zaak, die was aangespannen tegen het ABP. Overigens had het ABP reeds in een brief aan de eiser toegezegd, dat de vóór aanpassing aan de VPL wetgeving tot 2006 opgebouwde aanspraken op uitkeringen tussen 60 en 65 jaar in die periode alsnog tot uitkering kunnen komen. Sociale partners mogen wel, aldus de uitspraak, de pensioenovereenkomst en de (keuze van) ingangsleeftijd van het vroegpensioen wijzigen. Deze uitspraak zou met name voor oudere werknemers, die ongewild hun vervroegde pensionering in rook zagen opgaan, wel eens reden kunnen zijn te gaan kijken of in hun geval ook in strijd met de wet gehandeld is.

et wetsvoorstel inzake de mogelijkheid tot samengaan van ondernemingspensioenfondsen zal op voorstel van minister Donner volgens het persbericht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) d.d. 27 maart 2009 nr. 09/004 met instemming van de ministerraad voor advies aan de Raad van State worden gezonden. Het advies van de Stichting van de Arbeid (STAR), dat onder de noemer van ‘Fase 2 API' was aangevraagd en op 27 februari 2009 naar Minister Donner is gezonden, behelsde overigens een unanieme afwijzing van het voorstel van de minister. De STAR gaf de voorkeur aan het invoeren op korte termijn van het wetsvoorstel van de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (het OPF-voorstel). Nu het persbericht melding maakt van het feit, dat het kabinet het advies van de STAR volgt blijft de vraag of nu het wetsvoorstel van de minister of dat van de OPF zal worden ingediend. De STAR opteert voor het OPF-voorstel omdat hierin de samenwerking beperkt wordt tot bestaande ondernemingspensioenfondsen en er dus geen nieuwe concurrent voor verzekeraars met een gunstiger fiscaal en juridisch regime ontstaat.

 
 
  Maart 2009
 

De hersteltermijn voor pensioenfondsen bij een dekkingstekort (dekkingsgraad < 105%) is tijdelijk van 3 jaar (art. 140 lid 2 PW) verlengd tot 5 jaar vanwege de uitzonderlijke economische situatie (op grond van art. 142 PW), aldus deelde Minister Donner mee in een brief van 20 februari j.l.. De Nederlandse Bank (DNB) blijft (op basis van artikel 141 lid 2 PW) de bevoegdheid houden om maatwerk te leveren i.c. ontheffingen te verlenen. In November 2008 verleende DNB al, overigens zonder een wettelijke bevoegdheid (?), uitstel tot 1 april a.s. om de herstelplannen in te dienen. Uitdrukkelijk meldt de minister in zijn brief dat er geen sprake is van een liquiditeitsprobleem maar wel van een solvabiliteitsprobleem bij veel pensioenfondsen. Gezien de (negatieve) berichtgeving lijkt de pers de brief niet goed te (willen) lezen. De bedoeling is juist om te voorkomen dat er op korte termijn tot het verlagen van pensioenuitkeringen en verhoging van premies moet worden overgegaan zonder de problemen naar de toekomst te verschuiven. Daarom moeten de pensioenfondsen nu al vastleggen wat zij zullen doen, premieverhoging en/of verlaging van aanspraken, als blijkt dat zij binnen vijf jaar niet kunnen herstellen of de ontwikkelingen achterblijven bij de in het herstelplan opgenomen veronderstellingen. Opmerkelijk is wel dat er niet, zoals bij de banken, door de overheid met garanties wordt geholpen maar dat de pensioenfondsen in feite zichzelf moeten bedruipen, zonodig ten koste van de deelnemers (werknemers en gepensioneerden). En dit levert, niet geheel onbegrijpelijk, de nodige kritiek op.

Voor de loonbelasting belaste pensioenaanspraken komen ten laste van de winst, was de uitspraak in hoger beroep van het Hof den Bosch op 28-11-2008 (LJN BH0817, gepubliceerd 26-01-2009). Het ging hierbij om DGA-pensioenaanspraken over de voorperiode, welke voorperiode was aangevangen in 1996, dus voor de inwerkingtreding van de Wet fiscale behandeling van pensioenen (per 1 juni 1999). De BV werd opgericht in 2001. Ook de (model)pensioenovereenkomst werd toen opgesteld. Volgens de inspecteur was in strijd met artikel 18g LB jo. Art. 10a UBLB de voorperiode als diensttijd in aanmerking genomen, al onderkende hij wel, dat dit steeds (vanaf 1996) de bedoeling geweest zou kunnen zijn. Nu deze pensioenaanspraken niet in aanmerking komen voor vrijstelling van loonbelasting (waarvoor overigens geen naheffing was opgelegd) wil dat niet zeggen, dat deze voor de VpB niet ten laste van het resultaat komen. Immers, tot het loon te rekenen aanspraken behoren tot de lasten, die bij het bepalen van de winst in aftrek komen, aldus het hof (r.o. 4.2) en van uitdeling was geen sprake (r.o. 4.3).

Een zzp'er die verplicht verzekerd is op basis van de werkingssfeer van een verplicht gesteld bedrijfspensioenfonds zal, als gevolg van terugwerkende kracht , de zelf afgesloten voorziening moeten afkopen. Dit bleek o.a. uit de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 28–10-2008 (LJN: BG3941). Het feit, dat er bij diverse instanties navraag was gedaan kon de zzp'er niet baten. Als zelfstandig spuiter viel hij onder de werkingssfeer van het verplichtstellingsbesluit van het bedrijfstakpensioenfonds voor het Schilders-, Afwerkings- en Glasbedrijf. Anderzijds maakt de uitspraak van het Hof Amsterdam op dezelfde dag (LJN: BH1075) duidelijk dat hetzelfde pensioenfonds de werkgever tijdig, adequaat en eenduidig moet informeren over de vraag per wanneer premies afgedragen moeten worden en hoe deze worden berekend. Dit kan in beginsel niet met terugwerkende kracht plaatsvinden. Het regelen van en adviseren inzake een pensioenvoorziening is dus meer dan alleen het afsluiten van een pensioenproduct.

 
 
  Februari 2009
 

Pensioenfonds Zorg en Welzijn (voorheen PGGM) juichte niet te vroeg (zie infomagazine 2008.02) gezien de uitspraken in het kort geding in hoger beroep bij het Hof Amsterdam van 15 juli 2008 (gepubliceerd 28-10-2008, LJN: BG1714 ) en van de Rechtbank Rotterdam sector Bestuursrecht van 15 januari 2009 (LJN: BH0215)? Centraal staat de vraag, of het overdragen van de naam van het pensioenfonds PGGM aan commerciële verzekeraars in strijd is met artikel 5 Wet Bpf. Dit artikel is bedoeld om de mogelijkheid van het wekken van een associatie tussen een pensioenfonds en een ander lichaam (verzekeraar) te voorkomen. Op grond van grammaticale wetsuitleg zijn de rechters van oordeel, ondanks associatiegevaar, dat enkel bij gelijktijdig en niet bij opvolgend naamsgebruik sprake is van een wetsovertreding. Wij kunnen ons niet voorstellen, dat hiermee het laatste woord in deze kwestie is gezegd.

Inzake de bijbetaalproblematiek bij waardeoverdracht van pensioenen (zie ook infomagazine 2008.04) heeft de Stichting van de Arbeid (STAR) op 8 januari j.l. een brief met bijlage aan minister Donner gestuurd. De STAR komt op grond van de in de bijlage weergegeven verkenning tot de conclusie, dat de problematiek onderdeel is van een meer omvattende problematiek bij waardeoverdracht. Zo komen lasten (en lusten) bij pensioenfondsen voor rekening van het fonds, bij verzekeraars voor rekening van de (veelal kleinere) werkgever. Ook het verschil tussen de wettelijk voorgeschreven rekenrente bij waardeoverdracht (2009 4,533%) en de tariefrente van verzekeraars (veelal 3%) is een probleem. Een meer fundamenteel advies kost tijd. Als oplossingsrichting denkt de STAR aan waardeoverdracht, meer in overeenstemming met de dekkingsgraad. Gezien de kredietcrisis stelt de STAR voor om in 2009 pas op de plaats te maken. Wel geeft zij nog in overweging wat betreft de rekenrente voor 2009 als peildatum 1-1-2009 (3,636%) in plaats van 1-10-2008 (4,533%) te nemen.

Reken zelf uit hoeveel pensioen je nodig hebt in plaats van naar een adviseur te gaan , die in 90% van de gevallen een voor hem zo lucratief mogelijk product wil verkopen, was de stelling van Erica Verdegaal, econoom, freelance journalist en columnist van NRC, in het programma van Pauw & Witteman op 26 januari j.l.. Zelfs Ewout Irrgan van de SP was het niet met haar stelling eens dat je geen adviseur nodig hebt. Antoine Bodar, de katholieke priester die ook als gast aan tafel zat, raakte als volslagen leek, zoals hij zichzelf bestempelde, naar onze mening de kern van de problematiek het beste: “maak het wat simpeler”. Is de steeds complexer wordende regelgeving niet het probleem? Je zou bijna denken, dat Erica Verdegaal tracht in te spelen op de realiteit dat Nederlanders niet bereid zijn om voor een goed advies te betalen (zie infomagazine 2009.01) maar wel om zich een product te laten ‘aansmeren'. Dan is een boek van haar lucratiever (voor haar!) dan een advies van een adviseur. Wij verwachten wel, dat er in de toekomst meer nadruk gelegd zal worden op de adviesfunctie dan op de verkoopfunctie van ondernemers in de financiële sector.

Aanpassing van de taakafbakening tussen pensioenfondsen en verzekeraars zal een van de aspecten zijn, die de Stichting van de Arbeid zal bekijken in haar advies betreffende fase 2 van de Algemene Pensioen Instelling (zie ook ons infomagazine 2008.06). In deze fase 2 gaat het met name om mogelijkheden tot samenwerking tussen ondernemingspensioenfondsen. Het advies wordt binnenkort verwacht.

 
 
  Januari 2009
 

De AOW-franchises 2009, de drempelbedragen waarover afhankelijk van de situatie geen pensioenopbouw plaatsvindt, hebben wij gepubliceerd op onze website onder infomagazine nr. 2009.00. In dit overzicht zijn niet alleen de franchises (vanaf 2005) in geval van een zelfstandige uitkering, een uitkering voor een ongehuwde en een gehuwde met toeslag opgenomen. Tevens zijn de franchises opgenomen, die toegepast moeten worden bij een verlaagde opbouw conform artikel 10aa Uitvoeringsbesluit Loonbelasting 1965.

Keuze (gedeeltelijk) uitstel AOW tot maximaal 70 jaar voor personen, die vanaf 1 januari 2010 65 jaar worden, is de kern van het wetsvoorstel (TK 31 774), dat op 18 november 2008 aan de Tweede Kamer werd aangeboden. Voormalig minister de Geus wilde geen onderzoek naar flexibilisering van de AOW omdat hij niets zag in een flexibel systeem. De huidige minister Donner ziet dit blijkbaar anders. In ieder geval is het de bedoeling, dat met ingang van 1 januari 2010 iedereen die 65 jaar wordt de mogelijkheid heeft om zijn AOW geheel of gedeeltelijk uit te stellen. Afhankelijk van de levensverwachting op dat moment zal de AOW uitkering bij uitstel progressief stijgen. De stijging zal per maand uitstel oplopen van gemiddeld ca. 0,4% per maand tot zo'n 0,53% per maand. Meer dan 30% na 5 jaar. Bij toenemende levensverwachting zullen deze stijgingspercentages dalen.

Rendementsgarantie onder de Pensioenwet (PW) bij een premieregeling blijkt toch iets anders te zijn dan onder de Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW). Dit moesten wij concluderen naar aanleiding van nadere bestudering van dit onderwerp nadat wij kennis genomen hadden van de analyse van Corry van Herpen en Léon Janssen in ‘Pensioen & Praktijk' van december 2008. Een (beschikbare) premieregeling, die bij einde dienstbetrekking onder de PSW niet als zodanig behandeld mag worden zou onder de PW best wel als premieregeling behandeld kunnen worden. In ons laatste infomagazine (2008.08) gingen wij van een andere veronderstelling uit.

Kredietcrisis en pensioenfondsen blijft een veel besproken thema. De aandelenkoersen en de rente dalen. Als gevolg hiervan worden de beleggingen minder waard terwijl de verplichtingen, vanwege de dalende rente, juist stijgen. Het resultaat is een te lage dekking van de pensioenverplichtingen. Maar dat zijn wel verplichtingen in een periode van 70 tot 80 jaar! Het zou niet juist zijn om daarom nu maar te doen alsof er niets aan de hand is. Daartoe zijn regels opgesteld. Verander de regels en het probleem is opgelost, is wat erg kort door de bocht! Paniek is het andere uiterste! We kunnen iets doen met de indexatie, verlagen, of met de premie, verhogen; een generatieconflict dus! En als het fout gaat kunnen pensioenfondsen nog altijd het pensioen verlagen. Waar hebben we zoiets ooit eerder gehoord? Het hoofd koel houden dus en alert blijven!

Nederlanders zijn niet gewend te betalen voor advies, zo citeerde het NRC op 8 januari j.l. de econoom Maarten van Rooij, die op 9 januari in Utrecht promoveerde. Om die reden, zo lezen wij verder, zijn financiële tussenpersonen afhankelijk van (ondoorzichtige) provisies. De promovendus hoopt op verbetering van de situatie door het openbaar maken van de provisies. Gaat de Nederlander dan wel betalen, is onze vraag?

 
  2008
  Klik hier voor de nieuwsberichten uit 2008.
   
  2007
  Klik hier voor de nieuwsberichten uit 2007.
   
  2006
  Klik hier voor de nieuwsberichten uit 2006.
   
  2005
  Klik hier voor de nieuwsberichten uit 2005.
 
Secretariaat
De Wel 14-16 Postbus 44 3870 CA Hoevelaken Tel: 033-2580460 Fax: 033-2580340
secretariaat@piapensioen.nl