Het laatste nieuws   

Verzorgd door Dhr drs J. Lahaye

  Januari 2010
Maart 2010
April 2010
Juni 2010
September 2010
Oktober 2010
December 2010
Nieuws 2009
Nieuws 2008
Nieuws 2007
Nieuws 2006
Nieuws 2005
 
  December 2010
 

Adviesbureau Lahaye Heerlen BV is nu Adviesbureau Lahaye Heerlen. Per 20 oktober 2010 heeft de besloten vennootschap adviesbureau lahaye heerlen b.v. haar activiteiten gestaakt en worden deze voortgezet door de eenmanszaak adviesbureau lahaye heerlen. Voor onze relaties wijzigt er materieel niets. Het inschrijvingnummer in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, het nummer van de bankrekening en het btw nummer zijn weliswaar gewijzigd maar de activiteiten worden ‘naadloos' voortgezet. Zelfs de nummering van ons infomagazine loopt ‘naadloos' door.

Het Groenboek ‘naar adequate, houdbare en zekere Europese pensioenstelsels' werd op 7 juli j.l. aan de lidstaten gezonden [ com(2010)365 ]. Het betreft een raadpleging van de Europese Commissie en heeft tot doel de standpunten van alle belanghebbenden te verzamelen over de vraag of en hoe het Europese pensioenkader moet worden aangepast. De relatie tussen tekorten bij nationale pensioen(omslag)stelsels en het stabiliteits- en groeipact (SGP) is o.a. een zorg van de Europese Commissie. Bij omslagstelsels zijn overheidsfinanciën immers gekoppeld aan pensioenen. Tot 15 november 2010 kon iedereen, die geïnteresseerd is in de vraag hoe de EU hieraan kan bijdragen, reageren. Nederland benadrukt in zijn reactie de grote diversiteit tussen en daarom ook eigen verantwoordelijkheid van de lidstaten wat betreft hun pensioenstelsel. Nederland is tegen verdere coördinatie op Europees niveau van pensioen maar wil wel een open coördinatie methode (OMC). Nederland wil niet, direct of indirect, het pensioensysteem van andere lidstaten subsidiëren.

Onderzoek naar een eventuele Bpf-verplichting is voorschrift bij het adviseren inzake of aanbevelen van pensioenprodukten conform de richtlijnen van de AFM. Adviesbureau Lahaye Heerlen heeft daarom voor PIA, zie www.piapensioen.nl, een tool ontworpen waarmee kan worden nagegaan of er sprake kan zijn van een verplichtstelling. Voorwaarde om deze tool te kunnen hanteren zal zijn om goed te weten om welke activiteiten het gaat. Het is niet altijd even duidelijk of een (afdeling van een) bedrijf nu wel of niet onder een verplichtstelling valt en dan kan er ook nog het probleem ontstaan van meerdere mogelijkheden en welke medewerkers wel of niet. Niet voor niets wordt er wel vaker geprocedeerd over de verplichtstelling. En als dan dubbele dekking geconstateerd wordt is dat extra problematisch.

Prudent beleggingsbeleid in een pensioen-bv wordt bestraft met tussentijdse belastingheffing , daar komt het arrest van de Hoge Raad van 3 december 2010 (zaaknr. 09/04361) eigenlijk op neer. Cruciaal is, dat er in geval van vervanging van beleggingen sprake moet zijn van geheel gelijke aard en een zelfde economische functie, wil men gebruik kunnen maken van de ruildoctrine, als gevolg waarvan belastingheffing over boekwinsten achterwege kan blijven. Boekwinsten kunnen dan ‘doorgeschoven' worden. Of er in geval van beleggingen sprake is van een zelfde economische functie wordt bepaald door de plaats in de beleggingsportefeuille en niet door de plaats in het vermogen. Indien men dus meer risicovolle beleggingen verkoopt en vervangt door minder risicovolle beleggingen omdat, zoals in de betreffende casus, de pensioen-BV van opbouwende uitvoerder uitkerende uitvoerder was geworden, is er sprake van ‘winstrealisatie'. Binnen de beleggingsportefeuille hebben de nieuwe effecten immers een andere economische functie gekregen. In de bewuste casus speelde overigens ook nog mee, dat men van de gelegenheid gebruik gemaakt had om nog wat extra effecten te vervangen om zo kosten te besparen en dat het doelvermogen niet in gevaar kwam. Blijft echter een feit, dat het voldoen aan civiel-juridische verplichtingen, prudent beleggen, (in principe) leidt tot (tussentijdse) belastingheffing.

 
 
  Oktober 2010
 

Het nieuwe fiscale pensioenbesluit van 9 september 2010 (DGB2010/2733M) is een samenvoeging en actualisering van eerdere beleidsbesluiten over pensioenen en stamrechten. Tevens bevat het besluit nieuw beleid over uitstel van de pensioendatum bij doorwerken als ondernemer na het einde van de dienstbetrekking en over pensioenregelingen met een te hoog partnerpensioen. Het besluit keurt, onder voorwaarden, goed dat de ingangsdatum van ‘slapersrechten', pensioenaanspraken uit eerdere dienstbetrekkingen, niet alleen mogen worden uitgesteld indien er wordt doorgewerkt in een nieuwe dienstbetrekking maar ook als men als ondernemer doorwerkt. Verder keurt het besluit goed, dat terwijl ‘het aan de ex-partner(s) toegekende bijzonder partnerpensioen op grond van artikel 18b Wet LB in mindering' komt op het aan de nieuwe partner toe te kennen partnerpensioen, dit niet in mindering gebracht hoeft te worden indien de ex-partner vóór de pensioengerechtigde leeftijd overlijdt.

Het Pensioenakkoord van 4 juni 2010 in de STAR (TK 30.413 nr. 145) beoogt een meer waardevaste AOW door koppeling aan het verdiende loon in plaats van aan het CAO-loon. Daarnaast is afgesproken dat de aanvullende pensioenen beter betaalbaar en schokbestendig worden door koppeling aan de levensverwachting en meer voorwaardelijkheid. Tot slot is er als gevolg van een grotere flexibiliteit, i.c. keuzevrijheid, een aparte zware beroepenregeling niet nodig, aldus het akkoord. In zijn brief van 14 september 2010 (AV/PB/2010/18162) gaat minister Donner er van uit, dat het mogelijk moet zijn de nodige wetswijzigingen in de loop van 2011 te realiseren.

Pensioenrekenleeftijd koppelen aan de toekomstige AOW-leeftijd werd voorgesteld in het pensioenakkoord (zie hierboven). Het voorstel was om per 1 januari 2011 de pensioenrekenleeftijd, de richtleeftijd waarmee pensioenfondsen rekenen, te stellen op de AOW-leeftijd van 2020 (66 jaar) en per 1 januari 2015 op de AOW-leeftijd van 2025 (67 jaar). Teneinde dit mogelijk te maken dient met ingang van 2011 het (fiscale) Witteveenkader te zijn aangepast, aldus de sociale partners. Inmiddels hebben wij uit betrouwbare bron binnen de belastingdienst vernomen, dat het fiscaal kader niet in 2011 maar pas in 2013 beperkt zal worden (lagere opbouwpercentages en staffels).

Financieringsovereenkomsten bij extern eigen beheer (b.v. Pensioen-BV) dienen in 2010 te worden aangepast. Kort dag dus. Voor nadere informatie verwijzen wij kortheidshalve naar ons infomagazine 2009.11.

Naarmate het inkomen hoger is ook de levensverwachting hoger , aldus Kim Knoops en Marion van den Brakel van het CBS in een artikel in het Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen (jaargang 88 / 2010 nummer 1: ‘Rijke mensen leven lang en gezond') Het onderzoek dat ten grondslag ligt aan dit artikel had tot doel had om inzicht te krijgen in de sociaaleconomische gezondheidsverschillen in Nederland. Dit artikel toont tevens gegevens over de levensverwachting in verschillende inkomensklassen. Mannen in de laagste inkomensklasse leven, vanaf 0 jaar, gemiddeld 7 jaar korter dan mannen in de hoogste leeftijdsklasse. Het aantal pensioenjaren, vanaf 65 jaar, varieert, afhankelijk van de inkomensklasse, volgens dit artikel voor mannen van 15,1 tot 19,1 jaar en voor vrouwen van 18,6 tot 22,6 jaar. De conclusie is dus, dat de hoogste inkomens langer van hun AOW genieten dan de laagste inkomens. Misschien is een vaste AOW-leeftijd toch niet zo'n goed, of beter gezegd eerlijk, idee.
 
 
  September 2010
 

Pensioenfonds krijgt nog duurdere klanten , aldus het financieel dagblad in www.fd.nl op 31 augustus 2010. Dit bericht verscheen naar aanleiding van de nieuwe AG prognosetafel 2010 – 2060, die eind augustus werd gepubliceerd. Sinds de publicatie van de AG prognosetafel 2005 – 2050 in 2007 is gebleken dat de realisaties in toenemende mate afwijken van de voorspelling. Daarom heeft het Actuarieel Genootschap (AG) een nieuw prognosemodel ontwikkeld. Na publicatie van de sterftetafel 2000 – 2005 heeft het AG jaarlijks een update op basis van waarnemingen gepubliceerd, laatstelijk AG-tafel 2003 – 2008 (zie ons infomagazine 2010.03). Uit deze updates bleek de toenemende afwijking met de voorspelling. Terwijl in de media wordt gesuggereerd, dat pensioenfondsen hun dekkingsgraad nog verder zien dalen, meldt het AG in haar persbericht van 30 augustus, dat veel pensioenfondsen en pensioenverzekeraars eind 2009 al gedeeltelijk rekening gehouden hebben met deze ontwikkelingen. Of dat voldoende was moet nu blijken.

Verordening (EEG) nr. 1408/71 is per 1 mei 2010 vervangen door Verordening (EG) nr. 883/2004. Het betreft (de coördinatie van) de sociale zekerheid, zoals de zorgverzekering en de AOW, in geval van grensoverschrijdende situaties ter bevordering van het vrije verkeer van personen binnen de EG. Vanaf 1 mei 2010 zijn deze regels niet meer beperkt tot alleen de beroepsbevolking. Uitgangspunt is en blijft toepassing van de wetgeving van één lidstaat volgens het werklandprincipe (lex loci laboris). Wat betreft de bijzondere situaties zijn er enkele aanpassingen. Zo is als uitgangspunt bij detachering de termijn van 12 maanden uitgebreid naar 24 maanden. Verder is bij werkzaamheden in twee of meer lidstaten het woonland pas bepalend indien er een substantieel deel (25%) van de werkzaamheden wordt uitgeoefend in plaats van een (klein) deel. Ook de dubbele premieplicht voor de in België wonende DGA die zowel in Nederland als België actief is gaat tot het verleden behoren. Voor de Nederlandse toepassing wordt de DGA, evenals voor de Belgische, met ingang van 1 mei 2010 gezien als een zelfstandige. Tot slot zal volgens het overgangsrecht verordening 1408/71 nog 10 jaar van toepassing blijven op ongewijzigde situaties, tenzij de werknemer of zelfstandige verzoekt om toepassing van verordening 883/2004. In voorkomende gevallen zal het dus verstandig zijn na te gaan of het voordelig is om zo'n verzoek in te dienen.

De multi-opf is per 11 juni 2010 wettelijk geregeld . Door deze wijziging van de pensioenwet is het mogelijk geworden, dat ondernemingspensioenfondsen (opf'en), die minimaal 5 jaar bestaan, samengaan zodat één pensioenfonds, gescheiden, de pensioenregelingen van meerdere ondernemingen kan uitvoeren (zie ook onze infomagazines 2009.08 en 2009.09). De multi-opf is de tweede fase van de invoering van de Algemene Pensioeninstelling (API: zie infomagazine 2008.07).

Van de invoering van de Algemene Pensioeninstelling (API) is fase 2 afgerond (zie hierboven multi-opf), is wat betreft fase 1 de (gewijzigde) wet introductie premiepensioeninstellingen (zie ook onze infomagazines 2008.06, 2008.07 en 2009.07) op 1 juli 2010 door de Tweede Kamer aangenomen en ligt deze nu bij de Eerste Kamer en tot slot schreef minister Donner over fase 3, de invoering van de API, op 3 september j.l. een brief over praktische problemen.
 
 
  Juni 2010
 

Wie zwijgt stemt (niet) toe, zo zouden wij de uitspraak van de Hoge Raad op 23 april j.l. (LJN: BL5262) in de kwestie tussen Halliburton NV en een ex-werknemer willen karakteriseren. De vraag was aan de orde of een voorwaardelijke indexering was overeengekomen. Conform de Haviltexnorm is de bedoeling van partijen belangrijker dan de letterlijke tekst. Naar redelijkheid en billijkheid dienen alle omstandigheden in aanmerking genomen te worden (rov.3.4). Het achteraf niet reageren op toegezonden informatie, waaruit duidelijk een voorwaardelijke indexering bleek, mag niet gezien worden als een omstandigheid die instemming impliceert (rov. 3.5.3). Het verzoek om waardeoverdracht zonder expliciete instemming met de wijziging, in de zaak tussen CZ en enkele werknemers (LJN:BK3570), was echter wel zo'n omstandigheid.

Het handelen van een tussenpersoon kan verzekeringnemer worden tegengeworpen, indien deze in de hoedanigheid van opdrachtnemer van verzekeringnemer heeft gehandeld. Handelt hij echter ten behoeve van een verzekeraar, dan ligt dat anders. Zo krijgt Achmea in een zaak in hoger beroep tegen een verzekeringnemer, die zijn pensioenkapitaal zag verdampen en Achmea hiervoor aansprakelijk stelde (LJN: BM4257), van het Hof in Leeuwarden de mogelijkheid om te bewijzen dat de tussenpersoon, behorende tot het door haar geselecteerde netwerk, als opdrachtnemer van verzekerde (en niet van Achmea) is tekortgeschoten.

Pensioen is een (on)zekerheid, waarbij men de haakjes gerust kan weglaten als we de ontwikkelingen van de laatste jaren bezien. De Internet-buble, de Kredietcrisis en nu weer de Landencrisis maken pijnlijk duidelijk dat ons pensioensysteem kwetsbaar is voor onrust in de financiële sector. In een artikel in NRC van 18 mei j.l. wijst scheidend secretaris van de pensioencommissie van VNO-NCW Gerard Verheij op dit feit. Zo is in zijn periode het eindloonsysteem als norm vervangen door het middelloonsysteem, oorspronkelijk een “vies woord” in pensioenland. In feite onderschrijft Verheij bij zijn afscheid de conclusies uit de rapporten van Frijns en Goudswaard alsmede de evaluatie van het FTK (zie ons infomagazine 2010.05). Hij besluit zijn interview met de opluchtende vaststelling, dat de vakbonden inmiddels ook begrijpen, dat we ons geen heilige huisjes meer kunnen permitteren in pensioenland. Alles moet bespreekbaar zijn.

Pensioen heeft raakvlakken met vele disciplines . Dat pensioen juridische en economische aspecten kent is voor iedereen duidelijk. Bij het op 21 mei j.l. door Aegon en de Vrije Universiteit georganiseerde flitscongres over de toekomst van ons pensioenstelsel werd de pensioenproblematiek, en met name de pensioenleeftijd c.q. AOW leeftijd, ook belicht vanuit de medische discipline. Dit leidt tot nieuwe discussies, visies maar vooral tot de conclusie, dat op dit terrein meer onderzoek gedaan moet worden. We worden wel ouder maar niet gezonder! Uit een artikel over de keuzemaatschappij in de bijlage van Het Limburgs Dagblad van 22 mei blijkt, dat ook psychologie een rol speelt als we het over pensioen hebben. Zo noemt Fred Van Raaij, hoogleraar economische psychologie, volgens dat artikel pensioenen de op één (beleggingen) na moeilijkst te doorgronden financiële producten. De ingewikkeldheid en de gebrekkige uitleg van deze financiële producten veroorzaken een financieel analfabetisme. Met een conclusie van het congres van 21 mei, dat de pensioen/AOW-leeftijd meer flexibel moet zijn zou dit, als we naar professor Fred Van Raaij luisteren, niet mogen leiden tot (nog) meer keuzemogelijkheden. Waarom is leeftijd de norm en b.v. niet het aantal dienstjaren, zo vragen wij ons dan af? De AOW-opbouw vanaf 15 jaar is toch ook niet van deze tijd.

 
 
  April 2010
 

De commissie Frijns heeft in haar rapport van 19 januari 2010 diverse aanbevelingen gedaan ten aanzien van het beleggingsbeleid, risicobeheer, uitvoering en governance van pensioenfondsen. Zij stelt vast, dat de financiële kwetsbaarheid is toegenomen terwijl de sturingsmiddelen zijn afgenomen. Dit vereist verbetering van het beleid, de uitvoering en de communicatie hieromtrent. Het beleid moet beter afgestemd worden op de reële pensioenambities, het waardevaste pensioen, de pensioencontracten dienen explicieter, duidelijker, te worden en de deelnemers door de communicatie bewuster gemaakt te worden van de werkelijke (on)zekerheden. Zelfregulering is belangrijk maar ook is aanpassing van wet- en regelgeving nodig.

De Commissie Goudswaard heeft in haar rapport, dat op 27 januari 2010 werd aangeboden aan minister Donner, gepleit voor aanpassing van ons pensioenstelsel. Willen we het stelsel toekomstbestendig maken en het huidige hoge ambitieniveau, het waardevaste pensioen op 70% van het (laatste) salaris, handhaven dan zal mogelijk en duidelijk gemaakt moeten worden, dat zekerheid daaromtrent niet bestaat. Pensioen wordt dan een voorwaardelijke, en geen onvoorwaardelijk, recht. Wil men meer zekerheid, dan zal het ambitieniveau lager gesteld moeten worden. Denk dan aan maatregelen zoals pensioenleeftijd, opbouwperiode, degressieve opbouw, indexatie (waardevast i.p.v. welvaartsvast) of aftopping pensioengevend loon. De basisprincipes, collectiviteit en solidariteit, moeten behouden blijven. De verwachtingen die werknemers hebben van pensioenen komen niet overeen met de realiteit bij pensioenfondsen en dat moet men communiceren.

Het Rapport evaluatie Financieel Toetsingskader (FTK), de wettelijke financiële eisen aan pensioenfondsen zoals die in de Pensioenwet zijn vastgelegd, is op 7 april j.l. bijgevoegd bij de brief van minister Donner (zie hierna) aan de Tweede Kamer. De evaluatie werd uitgevoerd door De Nederlandse Bank en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het rapport stelt vast dat het FTK goed gefunctioneerd heeft maar dat er ook kanttekeningen bij de werking in de praktijk geplaatst dienen te worden. Deze kanttekeningen hangen samen met de spanning tussen betaalbaarheid en zekerheid. De evaluatie zit in feite op één lijn met de commissies Frijns en Goudswaard.

Minister Donner reageert op de aanbevelingen van de commissies Frijns en Goudswaard en het rapport evaluatie Financieel Toetsingskader (FTK) in zijn brief van 7 april 2010 (kenmerk AV/PB/2010/7293). In overleg met de sociale partners wil de minister komen tot aanpassing van het wettelijk kader zodat zij binnen dit kader kunnen komen tot afspraken over toekomstbestendige pensioenregelingen. Heel concreet wordt hierbij gedacht aan de mogelijkheid om in plaats van onvoorwaardelijke (nominale) aanspraken uit te gaan van voorwaardelijke (reële) aanspraken gekoppeld aan b.v. de levensverwachting en de financiële positie van pensioenfondsen. De communicatie hieromtrent moet helder zijn, zodat werknemers weten onder welke voorwaarden zij wat kunnen verwachten en gebruik kunnen maken van nieuwe mogelijkheden, b.v. doorwerken na 65 jaar, om hun pensioen aan te vullen. Een voorontwerp van wet om doorwerken na 65 jaar mogelijk te maken zal nog vóór de zomer gepubliceerd worden, aldus de demissionaire minister.



Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding (WVPS) is niet van toepassing op lijfrentes
hetgeen niet beschouwd kan worden als een opmerkelijk standpunt. Een lijfrente valt immers niet onder artikel 1 lid 4 t/m 6 WVPS. Het Hof Amsterdam oordeelde op 2 juni 2009 (LJN: BI9804) in hoger beroep, nadat de rechtbank geoordeeld had dat in principe de WVPS van toepassing was, dat er na afstorting bij een verzekeringsmaatschappij van de voor een directeur-grootaandeelhouder (dga) gereserveerde pensioentoezegging sprake is van een privé-lijfrente (rov. 4.4) die niet onder de WVPS valt. Het resultaat was in dit geval niet opmerkelijk daar de huwelijkse voorwaarden bepaalden dat er noch verevening noch verrekening zou plaatsvinden. De argumentatie dat er na afstorting van pensioenkapitaal sprake is van een privé lijfrente is dat, ons inziens, echter wel. In haar annotatie in Pensioenjurisprudentie van Februari 2010 zegt Prof. dr. S.F.M. Wortmann hier enkel over, dat de pensioenovereenkomst door de BV is uitgevoerd. Kan pensioen een lijfrente worden als er een andere uitvoerder, al of niet in de uitkeringsfase, wordt ingeschakeld?

Pensioen BV geen onderneming in de zin van de successiewet, aldus oordeelde het Hof in den Haag in hoger beroep op 16 februari j.l. (LJN: BL6585). Daar het verzekeren van pensioenen beperkt blijft tot de besloten kring van erflater, echtgenote en kinderen is er geen deelname aan het economisch verkeer (rov. 6.2). Dit betekent dat de faciliteit voor bedrijfsopvolging niet van toepassing is bij de bepaling van het successierecht.

Flexibilisering van de AOW blijkt even controversieel te zijn als verhoging van de AOW leeftijd. Beide wetsvoorstellen, resp. 31774 en 32247, prijken op de lijst van de Tweede Kamer met controversiële onderwerpen. Flexibilisering, zie infomagazine 2009.01, zou per 1 januari 2010 een feit moeten zijn. Op 11 november 2009 gaf minister Donner in een brief aan de Tweede Kamer (TK 31774 nr. 9) nog aan, dat gezamenlijke behandeling van deze twee wetten niet opportuun was. De Tweede Kamer is blijkbaar een andere mening toegedaan en dus mogen ouderen ook zelf nog niet bepalen of zij wat later met pensioen gaan.

Ook de medische wetenschap discussieert over het belang van flexibele AOW. Zo is Marcel Olde Rikkert, hoogleraar geriatrie in Nijmegen, voorstander van keuzevrijheid voor de oudere zelf wanneer hij of zij met pensioen wil gaan. Ook Dick Sipsma, emeritus hoogleraar klinische geriatrie, spreekt liever over Aktief Ouder Worden dan over AOW en over verzilvering in plaats van vergrijzing. Uit een recent onderzoek van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) van de Universiteit van Maastricht blijkt een negatief verband tussen pensionering en verstandelijk vermogen. Het ROA memorandum vermoedt zelfs een positieve invloed van langer doorwerken op het stelsel van sociale zekerheid en kosten van gezondheidszorg.

Toekomstbestendigheid en risicomanagement van onze pensioenen , zijn de twee onderwerpen die in de rapporten van resp. de commissie Goudswaard en de commissie Frijns aan de orde geweest zijn. In een volgend infomagazine gaan wij daar verder op in.

 
 
  Maart 2010
 

De inkomensafhankelijke bijdrage ZVW bij pensioenverevening kan tot dubbele heffing leiden indien de gewezen echtelieden verzuimen (tijdig) een verzoek tot verevening bij de pensioenuitvoerder in te dienen.

De kantonrechter te Hilversum oordeelde op 2 december 2009 (LJN: BL1425) dat de pensioengerechtigde man, die de helft van het pensioen, na aftrek van ingehouden ZVW-bijdrage, had doorbetaald, niet ook de helft van de ZVW-inhouding moest betalen. De vrouw had hiervan nadeel omdat zij ook loon had, waarop al de maximum ZVW-bijdrage werd ingehouden. Uit de uitspraak lezen wij niet, dat de vrouw geen recht had op een vergoeding doch enkel dat haar vordering werd afgewezen omdat informatie over de financiële situatie van beiden ontbrak (rov. 25). Maar waar precies staat dat overige inkomsten relevant zijn voor verevening wordt niet vermeld. Liggen de juiste berekeningen en argumenten wel ten grondslag aan eis en beoordeling?

Ministerraad akkoord met wetswijziging om pensioenregister mogelijk te maken, aldus het persbericht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 5 februari 2010 (nr. 10/01). Het wetsvoorstel wordt voor advies aan de Raad van State gezonden. Bij de indiening bij de Tweede Kamer zal de tekst van het wetsvoorstel openbaar gemaakt worden. Na invoering kan iedereen vanaf 2011 met behulp van het burgerservicenummer en het digID zijn gegevens elektronisch opvragen. De gegevens betreffen een compleet overzicht van de oudedagsvoorziening, zowel de opbouw van de AOW als het aanvullend pensioen, ook als dit bij verschillende werkgevers is opgebouwd. Veroorzaakt de kabinetscrisis hierin vertraging?

Betere transparantie van kosten in pensioenregelingen werd mede beoogd met het staffelbesluit van 21-12-2009 (CPP2009/1478M) als we de opening van dit besluit mogen geloven. De eerste reacties op dit besluit zetten hier al direct vraagtekens bij. Zie b.v. het artikel van Mr. B.G.J. Schuurman o.p.t. in Pensioen Magazine van februari 2010. De vraag is of bepaalde kosten, b.v. garantieopslag, wel of niet uit de netto staffel gehaald moeten worden? Ben Schuurman concludeert dat er werk aan de winkel blijft. Persoonlijk begrijpen wij niet, waarom er een staffel 3 en 4, met een dekking bij overlijden vóór pensioendatum, gepubliceerd wordt, als de risicopremies afzonderlijk in rekening gebracht behoren te worden. Het standpunt van de belastingdienst, dat het verschil tussen staffel 3 en staffel 2 niet gezien wordt als een risicopremie maakt het ook niet transparanter. Wat is het dan wel? En waarom alleen aandacht voor de kosten in of naast de premie i.c. de staffel en niet voor de kosten ten laste van de opgebouwde waarde, waardoor het verschil tussen staffel 2 en 3 ook verklaard kan worden? Hoezo transparanter?

De prognose van de levensverwachting moet worden bijgesteld als gevolg van de publicatie van de nieuwe AG-tafel 2003 – 2008. Uit deze tabel blijkt dat de gemiddelde leeftijd van 0 jarigen in de periode van 2005 tot 2008 met één jaar is gestegen naar 79,6 jaar (mannen van 76,2 naar 77,4 jaar en vrouwen van 81,0 naar 81,8 jaar). De pensioenjaren, vanaf 65 jaar, stegen gemiddeld van 17,7 naar 18,4 jaar (mannen van 15,8 naar 16,6 jaar en vrouwen van 19,5 naar 20,1 jaar). De eerdere prognoses blijken de levensverwachting te hebben onderschat. Het gevolg hiervan is, dat pensioenfondsen en verzekeraars hun pensioenverplichtingen zien toenemen hetgeen een extra aanslag op de inmiddels voorzichtig herstellende dekkingsgraden betekent.

 
 
  Januari 2010
 

De AOW-franchises 2010, bedragen waarover, afhankelijk van de situatie, geen pensioenopbouw plaatsvindt, zijn gepubliceerd op de website www.lahaye.nl onder infomagazine nr. 2010.00. In dit overzicht zijn niet alleen de franchises (vanaf 2005) voor een zelfstandige, een ongehuwde en een gehuwde met toeslag opgenomen. Tevens zijn de franchises opgenomen, die toegepast moeten worden bij verlaagde opbouw conform artikel 10aa Uitvoeringsbesluit Loonbelasting 1965 (UBLB).

Nieuwe (netto) staffels gepubliceerd. In Staatscourant 2009, 20523 d.d. 29-12-2009 is het op 21-12-2009 gedateerde besluit nr. CPP2009/1487M gepubliceerd. In de in dit besluit gepubliceerde staffels zijn geen kostenopslagen meer verwerkt. De werkelijke kosten kunnen afzonderlijk in rekening gebracht worden. Het doel hiervan is een betere transparantie van kosten in pensioenregelingen. Het besluit is, in verband met de invoering van de Pensioenwet, met terugwerkende kracht in werking getreden tot en met 1 januari 2007. Met ingang van 1 januari 2015 moeten alle lopende beschikbare premieregelingen, behoudens het overgangsrecht, aan dit besluit zijn aangepast. Daarnaast zijn in dit besluit enkele aanwijzingen als pensioenregeling opgenomen van premie- en kapitaalovereenkomsten. In dit infomagazine gaan wij op enkele onderdelen verder in.

CDC regelingen fiscaal gefaciliëerd. De op (de kostprijs van) middelloonpensioen gerichte pensioenregelingen, waarbij de (doorsnee)premie gemaximeerd is, zijn op grond van de aanwijzingen in de onderdelen 6.1 en 6.2 van besluit CPP2009/1487M fiscaal erkende pensioenregelingen. Hierbij gelden de voorwaarden en bijzonderheden van bijlage IV of V, afhankelijk van de regeling. Uiteraard moet steeds voldaan zijn aan de voorwaarden van hoofdstuk IIB Wet LB.

3% staffel behoort tot de mogelijkheden , zo blijkt uit bijlage IV van besluit CPP2009/1487M. Het betreft hier de als pensioenregeling aangewezen premieovereenkomst, gericht op een fiscaal maximaal middelloonpensioen. De kaders van hoofdstuk IIB Wet LB voor middelloon moeten aangehouden worden.

Nu ook staffels voor verlaagde franchises . In het nieuwe staffelbesluit van 21-12-2009 zijn nu ook staffels opgenomen, die toegepast kunnen worden bij verlaagde franchises, conform artikel 10aa UBLB. De verlaagde franchises hebben wij gepubliceerd op de website www.lahaye.nl onder infomagazine nr. 2010.00.

Premies inzake een meer dan drie jaar vrijwillig voortgezette pensioenregeling mogen als negatief loon in aftrek gebracht worden omdat de ex-werknemer, ontslagen in verband met een reorganisatie, elders in dienstbetrekking was gaan werken. Volgens de uitspraak d.d. 16-10-2009 van het Hof Den Bosch (LJN: BK8382) was Besluit CPP2002/1303M van 20 november 2002 (inmiddels op 23-10-2007 vervangen door besluit CPP2007/482M), in welk besluit die aftrek beperkt was tot 3 jaar, enkel van toepassing op ex-werknemers die niet elders in dienstbetrekking gaan werken. Nu er een causaal verband lag tussen de premiebetaling en de vroegere dienstbetrekking was er dus sprake van negatief inkomen, ook na drie jaar.


Meer dan drie jaar vrijwillige voortzetting pensioenregeling: Het Hof den Bosch oordeelde op 16-10-2009, dat de beperking tot 3 jaar van de fiscale faciliëring bij vrijwillige voortzetting na ontslag niet van toepassing is op werknemers, die elders weer in dienstbetrekking zijn gaan werken (zie ons infomagazine 2010.01). De Rechtbank in Den Haag gaat in haar uitspraak van 25-11-2009 (LJN: BK9105) verder: vrijwillige premiebetaling is, onder bepaalde voorwaarden, negatief loon. Op grond van artikel 10 lid 1 Wet LB behoort al hetgeen uit een (vroegere) dienstbetrekking wordt genoten, zowel positieve als negatieve bestanddelen, tot het loon. Vereist hierbij is, aldus de rechtbank, dat er voldoende causaal verband is tussen het bestanddeel en de vroegere dienstbetrekking. Wanneer voortzetting is opgenomen in de pensioenregeling vloeit premiebetaling bij vrijwillige voortzetting voort uit de voormalige dienstbetrekking. Derhalve dienen de premiebetalingen als negatief loon aangemerkt te worden (r.o. 4.5). Het causaal verband wordt niet verbroken omdat de staatssecretaris van Financiën in een besluit de aftrekbaarheid tot 3 jaar beperkt. De staatssecretaris van Financiën kan als uitvoerder van de belastingwet geen afbreuk doen, zoals gebeurt met besluit CPP2002/1303M resp. CPP2007/482M, aan wettelijke bepalingen (r.o. 4.6).

Tijdsevenredige financiering bij kapitaalovereenkomsten wordt in besluit CPP2009/1487M bijlage II sub b1 zo geïnterpreteerd, dat er pas backservice gefinancierd mag worden, indien er financieringsachterstand is ontstaan. Verhoging van kapitaal dient in eerste instantie door toekomstige premies gefinancierd te worden.

(Staffel)besluit CPP2009/1487M is wel/niet van toepassing op pensioenregelingen in eigen beheer van een dga. Volgens de opening van het besluit gelden de aanwijzingen in het besluit ook voor regelingen voor de directeur-grootaandeelhouder (dga). Uit de beperking van artikel 19d onderdeel a Wet LB, zoals opgenomen in de inleiding van het besluit, volgt echter, dat de aanwijzingen niet kunnen gelden voor dga- regelingen. Weer een kwestie van afbreuk, maar dan onduidelijke, door de staatssecretaris van Financiën aan wettelijke bepalingen, zij het dan nu in positieve zin? Maar wat moeten we nu met deze tegenstrijdigheid?

Volgens onderzoek van het CBS viel in 2007 90% van de werknemers onder een pensioenregeling . Dat betekent, dat 10% van de werknemers hun pensioen zelf moeten regelen. Pensioenregelingen ontbreken vooral bij de kleinere bedrijven met minder dan 10 werknemers, in de commerciële dienstverlening en voor werknemers met een inkomen hoger dan € 60.000 (Persbericht SZW nr. 09/139).

Wetsvoorstel verhoging van de AOW-leeftijd op 2 december 2009 ingediend bij de Tweede Kamer. Vervolgens zijn er op 23 december 2009 drie voorontwerpen van wet voor de flankerende maatregelen naar de Tweede Kamer gestuurd. Het wetsvoorstel regelt de verhoging van de AOW-leeftijd in 2020 naar 66 en in 2025 naar 67 jaar. Het “Witteveenkader” echter wordt in 2020 in één keer aangepast. Voor de geboortejaren 1954 en eerder blijft de AOW-leeftijd 65. De flankerende maatregelen zijn gericht op het kunnen doorwerken, maximaal 42 i.p.v. 40 deelnemingsjaren en overbrugging van aflopende uitkeringen na 65 jaar zoals WW en WGA. Ook volgt er nog een aanpassingswet. Op diverse onderdelen zullen wij later nog ingaan.



 
  2009
 
   
  2008
  Klik hier voor de nieuwsberichten uit 2008.
   
  2007
  Klik hier voor de nieuwsberichten uit 2007.
   
  2006
  Klik hier voor de nieuwsberichten uit 2006.
   
  2005
  Klik hier voor de nieuwsberichten uit 2005.
 
Secretariaat
De Wel 14-16 Postbus 44 3870 CA Hoevelaken Tel: 033-2580460 Fax: 033-2580340
secretariaat@piapensioen.nl